Verzekeringswerk, zei de monteur
„Verzekeringswerk”, zei monteur M. tegen klant Mohammed nadat het water uit de cv-ketel onbedoeld over de nieuwe parketvloer stroomde. Het gerechtshof moet oordelen of de woordenwisseling die volgde, uitmondde in bedreiging en gijzeling.
Mohammed, een onbesuisde driftkikker die er te pas en te onpas op los mept, heeft veel vijanden, maar voor één persoon gaat hij door het vuur: zijn moeder, bij wie hij inwoont. Als zij op reis is naar Marokko, schraapt haar zoon al zijn spaargeld bij elkaar. Het doel: haar verrassen met een nieuwe parketvloer in haar slaapkamer.Het parket moet besteld, bezorgd, opgeslagen. Omdat ook de radiator in de slaapkamer eruit moet, komt onderhoudsmonteur M. langs, met zijn knecht B.
Een paar dagen later, uitgerekend op de datum waarop de moeder op Schiphol zal landen, zijn ze er weer. B. hangt de radiator op zijn plek en wil de cv-ketel elders in huis bijvullen en ontluchten. Het water zakt pijlsnel weg, bij de tweede poging weer.
Mohammed heeft de slaapkamer van zijn moeder zorgvuldig afgesloten. Pas als het water onder de deur van deze kamer de gang opstroomt, is het duidelijk: de radiator hangt niet goed. Baas M. komt zijn knecht halen. Als hij hoort van het „ongelukje” reageert hij laconiek. Hij vraagt om handdoeken en begint met B. te dweilen. „De rest is verzekeringswerk”, zegt hij tegen Mohammed.
Over wat er daarna gebeurde, lopen de lezingen uiteen. Mohammed zegt: „Ik draaide alle deuren op slot en zei: Jullie gaan pas weg als dit is geregeld.” De monteurs doen aangifte van gijzeling en bedreiging. Mohammed zou hebben gezegd: „Ik kom langs. Ik ga jullie kop verbouwen en jullie huis.”
De politierechter veroordeelt Mohammed wegens bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Tegen de straf van zeven maanden cel, de tijd die hij tussen de arrestatie en de terechtzitting in voorlopige hechtenis doorbracht, gaat hij bij het gerechtshof in hoger beroep.
Dat de Marokkaan geen lieverdje is, weten ze bij justitie maar al te goed. Neem zijn arrestatie in een wegrestaurant-hotel in Bodegraven, een jaar na het incident rond de cv-ketel. Mohammed bevindt zich in een hotelkamer; met een vriend en een doodsbange man. Verhoren maken duidelijk dat deze derde man in het krijt staat bij drugshandelaren en onder druk wordt gezet om zijn huis voor de helft van de waarde te verkopen. Mohammed en zijn vriend worden beschouwd als stromannen; zij moeten namens de drugsbende de druk zo ver opvoeren dat het slachtoffer door de knieën gaat.
Mohammed komt deels weg met het verhaal dat hij het slachtoffer juist ter bescherming naar de hotelkamer heeft overgebracht. De rechter veroordeelt hem wel voor de klap die hij tijdens de rit naar het hotel aan het slachtoffer verkocht. Dat die dreun alleen was bedoeld om de man te doordringen van de ernst van de situatie; daar heeft de rechter geen boodschap aan. Mohammed legt zich neer bij de straf.
In de zaak van de cv-ketel komt hij minder makkelijk weg. Twee jaar na dato herhaalt monteur M. bij het hof gedetailleerd hoe een en ander die ochtend in Mohammeds huis verliep. De vader van M. zit bij de politie. Als Mohammed de deuren op slot draait, belt hij: „Pa, ik zit bij een klant. Er is wat gebeurd, ik kan er niet uit.” De agent probeert de gemoederen te sussen door langs te gaan met een emmertje en een sopje. Tevergeefs. „Jij wil zeker alle sporen uitwissen”, sist Mohammed hem toe.
Na anderhalf uur vindt vader M. het welletjes. Hij mobiliseert zijn collega’s, die Mohammed sommeren de monteurs direct te laten gaan. Mohammed wordt in de boeien geslagen en brengt zeven maanden in de cel door.
Bij het hof is het erop of eronder. Nee, herhaalt Mohammed, hij heeft niemand bedreigd en niemand bang willen maken. Op de dag die zo mooi was begonnen, reageerde hij alleen wat heetgebakerd op dat smalende „de rest is verzekeringswerk” van de monteur.
De raadsheren luisteren naar het verhaal over de moeder, de parketvloer en de deuren die pardoes op slot gingen. Twee weken later krijgt Mohammed ook van het hof zeven maanden cel.