Ootmoed
Saulus was een ridder, Paulus een bidder. Zijn eerste naam klinkt koninklijk, de tweede betekent: klein, gering. Hoog zat hij te paard. Maar hij werd uit het zadel gelicht en kwam op zijn knieën terecht. Overmoed werd tot ootmoed geslecht. Voortaan kon hij enkel roemen in Christus’ kruis en eigen zwakheid.
Deze boegwending van zelfbewustheid naar afhankelijkheid is onopgeefbaar. Op genade breekt de arrogantie stuk. Wie God ontmoet waar Hij het nederigst is, in de Gekruiste, gaat door de knieën. Het kruis kerft een kras door mijn ”ik”. Die kerf doet pijn, maar is heilzaam. Want hoe dieper de kras door eigen naam, hoe forser de streep onder Jezus’ naam. De zelfverloochening doet een goede ruil. Wie zijn eigen ik verliest, houdt de Ander over. Dat gaat samen op, gegarandeerd. Vandaar dat Augustinus het eerste keurmerk van het leven met Christus juist ootmoed noemde, het tweede eveneens ootmoed, en het derde keurmerk idem.
Groeit een mens daar nooit bovenuit? Helaas wel. Maar dan ziet God hem niet aan. Want Zijn ogen schouwen in de diepte (Psalm 138). Dat komt, zegt Luther, doordat God zelf de allerhoogste is. Omhoog zien kan Hij dus niet. Zijwaarts evenmin, want geen schepsel kan Hem evenaren. Daarom kijkt Hij ’slechts’ omlaag. Het is dus niemand geraden het dal van de deemoed te verlaten. Wie hoger klautert, loopt het trefpunt met het lichtend aanschijn mis. God laat zich vinden in het dal. En omdat geen sterveling zich daar van huis uit bevindt, brengt God hem Zelf waar hij moet zijn en… blijven.
Haaks op
Nu staat deze gezindheid wel onder spanning. Ze staat haaks op de mentaliteit van vandaag. Wij ademen in een klimaat van emancipatie, zelfontplooiing, assertiviteit. Vooral dit laatste is in. Wie het woordenboek opslaat, ontdekt dat de term assertief een moeilijk woord is voor: in staat om voor zichzelf op te komen. Een mens mag er zijn. Hij weet veel en hij kan veel. Door de verworvenheden van de moderne cultuur wordt dit bewustzijn gevoed. Ongekend is de vlucht die wetenschap en technologie hebben genomen. Het vooruitgangsoptimisme roept een mensbeeld op dat in schril contrast staat met de christelijke ootmoed. Die zou het kwalijke product zijn van een zondeleer die de mens afschildert als onbekwaam tot enig goed. Zo’n leer zou maar depressieve mensen kweken. Toegegeven, dat komt voor. Waar de prediking wordt verkort tot oordeel en aanklacht, en niet meer klinkt in het perspectief van genade en vrijspraak, verwekt ze angst en werkt ze verlammend. Maar het betreft dan wel een karikatuur van de bijbelse boodschap.
Zwerver
Wat zien we evenwel gebeuren? Dat men aan de hand van deze vertekening heel de christelijke ootmoed beschimpt. Een mens moet voor zichzelf opkomen, zelfbewust en zelfverzekerd. De gevolgen zijn er dan ook naar. Agressie in het verkeer, bruutheden op straat, geweld in de klas, agitatie in de kerk. In assertiviteit zijn kerk en wereld ’broederlijk’ getraind. Over psychopastorale hulp aan slachtoffers van mentale onderdrukking geen kwaad woord. Maar dit medicijn wordt gif voor wie het toch al niet mankeert aan geldingsdrang. Waar schort het aan, ook onder ons? Aan de ootmoed van zelfkennis, die een vrucht is van Godskennis.
Ooit klopte bij ds. Ledeboer een late zwerver aan. De huisknecht aarzelde hem binnen te laten. „Vraag hem wie zijn grootste vijand is”, adviseerde de pastor. Het antwoord was: „Dat ben ikzelf.” Toen zei Ledeboer: „Hij is welkom.” De predikant begreep: dit is een man die God kent en zichzelf. Van wie de Heere vreest, hoeft niemand bang te zijn. Zo’n mens is veeleer voor zichzélf bevreesd. Vrijmoedig op zijn tijd, maar ongevaarlijk en bescheiden. Voor God en medemens. Wie een hoge dunk heeft van genade, verfoeit zijn eigendunk. Het is waar:
Zolang ik alles ben, is God mij niets.
Zodra ik minder word, wordt God mij meer.
Als ik weinig ben, is God mij veel.
Wanneer ik niets ben, is God mij alles.
Alleen, het trieste is dat onder een kleed van nederigheid voor God zoveel hooghartigheid tegenover anderen kan schuilen.
Prof. dr. A. de Reuver, bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Utrecht