Voorverkiezingen Democraten in vogelvlucht
Een chronologisch overzicht van belangrijke gebeurtenissen in de voorverkiezingen van de Democraten in de VS:
2007
16 januari: Senator Barack Obama uit Illinois lanceert zijn campagne en zegt dat de kiezers aan verandering toe zijn.
20 januari: De New Yorkse senator Hillary Clinton maakt bekend dat ze een gooi doet naar de Democratische kandidatuur voor de presidentsverkiezingen van 2008. Zij geldt als favoriet.
15 april: Obama en Clinton melden beiden dat ze in het eerste kwartaal van 2006 26 miljoen dollar hebben vergaard voor hun campagne.
23 mei: Campagnemedewerkers raden Clinton aan de voorverkiezingen in de staat Iowa aan zich voorbij te laten gaan, omdat ze er te weinig steun heeft. Clinton schuift het advies terzijde.
1 juli: Obama meldt dat hij in het tweede kwartaal van 2007 33 miljoen dollar heeft ingezameld voor zijn campagne. Clinton haalt 6 miljoen dollar minder op.
30 oktober: In een televisiedebat werpen Obama en een andere kandidaat, John Edwards, Clinton voor de voeten dat het haar ontbreekt aan oprechtheid, consistentie en beoordelingsvermogen. Clinton gaat directe antwoorden een aantal keer uit de weg.
26 november: Hoewel Obama’s populariteit stijgt, geldt Clinton nog steeds als grootste kanshebber.
2008
3 januari: Obama wint de voorverkiezing in Iowa met 38 procent van de stemmen, Edwards eindigt met 30 procent als tweede, Clinton met 29 procent als derde.
8 januari: Clinton wint onverwacht van Obama in New Hampshire (39 tegen 36 procent). Een dag eerder vecht ze tegen haar tranen als ze tegen haar toehoorders zegt: „Dit is heel persoonlijk voor mij. Het is niet alleen politiek. Het is niet alleen openbaar.”
15 januari: Clinton wint in Michigan met 55 procent van de stemmen, maar Obama en Edwards doen niet mee, omdat het landelijke partijbestuur heeft besloten de uitslag niet mee te tellen. De voorverkiezingen zijn volgens het partijbestuur te vroeg gehouden.
19 januari: Obama verliest in Nevada nipt van Clinton, maar sleept desondanks meer gedelegeerden in de wacht. De ingewikkelde manier waarop gedelegeerden bij de Democraten aan kandidaten worden toegewezen ligt daaraan ten grondslag. De gedelegeerden bepalen uiteindelijk op de Democratische conventie wie aan de presidentsverkiezingen mag meedoen.
26 januari: In South Carolina wint Obama met 55 procent van de stemmen, een hoger percentage dan verwacht. De opmerking van Clintons echtgenoot Bill dat burgerrechtenactivist Jesse Jackson de voorverkiezingen in South Carolina ook wel eens heeft gewonnen wordt door velen gezien als een poging om Obama te marginaliseren.
28 januari: Het boegbeeld van de progressieve Democraten, senator Edward Kennedy, schaart zich achter Obama.
5 februari: In 22 staten worden voorverkiezingen gehouden (”Super Tuesday”). Obama wint in dertien staten, Clinton in negen en in Amerikaans Samoa. Obama wint vervolgens in elf staten op rij en sleept daarmee de stem van 200 gedelegeerden in de wacht. Clinton loopt een achterstand op die ze nooit meer zal inhalen.
10 februari: Clinton vervangt campagneleider Patti Solis Doyle voor Maggie Williams, die al jaren voor haar werkt.
4 maart: Clinton wint in Texas en Ohio, maar loopt wat het aantal gedelegeerden betreft nauwelijks in.
17 maart: Clinton vertelt hoe de kogels haar toen ze in 1996 als first lady in Bosnië aankwam om de oren vlogen. Uit beelden van de aankomst blijkt dit niet waar te zijn en na een paar dagen geeft Clinton toe dat het verhaal niet klopt.
18 maart: Obama maakt indruk met een toespraak over rassenverhoudingen, die hij deels houdt om afstand te nemen van dominee Jeremiah Wright, zijn geestelijk leidsman. Deze Wright heeft in preken weinig genuanceerde uitspraken over dit onderwerp gedaan. Ook heeft hij gezegd dat de Verenigde Staten de aanslagen van 11 september 2001 over zichzelf hebben afgeroepen.
6 april: Clinton ontslaat campagnestrateeg Mark Penn, nadat aan het licht is gekomen dat Penn met afgevaardigden van de Colombiaanse regering heeft gesproken over een vrijhandelsakkoord waar Clinton tegen is.
22 april: Clinton behaalt een grote zege in Pennsylvania. Door de overwinning wordt de vraag opgeworpen of Obama wel voldoende steun kan vergaren onder blanke arbeiders.
29 april: Obama breekt met Wright, nadat die heeft gezegd dat hij niet uitsluit dat de overheid het aidsvirus heeft verspreid onder de zwarte gemeenschap en dat kritiek op hem neerkomt op kritiek op zwarte kerken in het algemeen.
6 mei: Clinton wint in Indiana, Obama in North Carolina.
20 mei: Obama verliest in Kentucky en wint in Oregon. Hij heeft nu een meerderheid van de gedelegeerden achter zich.
23 mei: Clinton verdedigt haar besluit om niet op te geven door te zeggen dat toen Robert Kennedy in juni 1968 werd vermoord, de strijd om de Democratische nominatie ook nog niet was beslist. Als hier kritiek op komt biedt ze haar excuses aan.
31 mei: Obama zegt zijn lidmaatschap van de Trinity United Church of Christ in Chicago op naar aanleiding van videobeelden waarin een gastpredikant vanaf de kansel de draak steekt met Clinton.
Het partijbestuur besluit dat de gedelegeerden uit Michigan en Florida, waar de voorverkiezingen eveneens ongeldig werden verklaard, toch mogen stemmen op de partijconventie. Elk krijgt echter slechts een halve stem. Dit compromis brengt de overwinning van Obama nog dichterbij.
3 juni: De laatste voorverkiezingen, in South Dakota en Montana. Clinton wint in South Dakota, Obama in Montana. Obama heeft zo veel supergedelegeerden, gedelegeerden die op het partijcongres zelf hun stem mogen bepalen, achter zich dat hij er zeker van is dat hij in november voor de Democraten meedoet aan de presidentsverkiezingen.