Joods Museum Berlijn toont clichés over Joden
De binnenkomer is zelf een cliché. „Enkele van mijn beste vrienden zijn vreemden. Maar deze vreemden zijn niet van hier”, zegt de oude Nestorix uit de tekenstrip Asterix en Obelix. Om degenen die „niet van hier” zijn draait de tentoonstelling ”Typisch, clichés over Joden en anderen” in het Joods Museum in Berlijn.
Waar begint het cliché en houdt een typering van anderen op? Wanneer wordt een stereotype een vooroordeel? En kun je een groep mensen aan de hand van een paar kenmerken überhaupt definiëren? Wat het antwoord op de laatste vraag ook is, we doen het. De behoefte om ”die anderen” in te delen en van typische kenmerken te voorzien, is een diepmenselijk mechanisme om dat wat onbekend is te ordenen en de angst voor ”die anderen” het hoofd te bieden.Stereotypen laten zich niet zo makkelijk in goed of fout indelen. Wie dat verwacht bij deze tijdelijke tentoonstelling in het moderne Joods Museum, komt bedrogen uit. Veeleer proberen de makers de bezoeker duidelijk te maken hoe stereotypen werken en dat vervolging en moord in dezelfde lijn liggen als de grap over de indiaan, de Jood, de zigeuner of de homo, alleen een stukje verder.
De bezoeker krijgt steeds drie voorwerpen voorgeschoteld die thematisch samenhangen. Steeds worden objecten uit de gevestigde en de volks- of massacultuur gecombineerd die een stereotype weergeven of een vooroordeel uitdrukken. Daarbij wordt de bezoeker niet altijd op zijn wenken bediend. Een porseleinen straatventer uit het begin van de negentiende eeuw krijgt in de catalogus van de Engelse fabrikant het predicaat Nederlands; een paar jaar later brengt de firma het beeldje als Joodse venter aan de man. Vervolgens wordt de bezoeker ineens gevraagd hierover een oordeel te vellen. Wat past beter en waarom eigenlijk?
Een hedendaags kunstwerk dat het thema becommentarieert maakt de triptiek compleet. Dat kan zeer confronterend zijn, zoals de variaties op de Jodenster van de jonge Israëlische kunstenares Zoya Cherkassky; in de tentoonstelling gepresenteerd naast een uit de oorlog overgebleven lap stof die met davidssterren bedrukt is.
In 25 van zulke triptieken komen alle mogelijke vormen en aspecten van clichés aan bod, uitgedrukt door negentiende-eeuwse porseleinen figuurtjes, afbeeldingen, schoolboeken met angstaanjagende figuren, kledingstukken, filmfragmenten en nog meer.
Diverse hoofdlijnen zijn zichtbaar. De antropologie zorgde in de negentiende en begin twintigste eeuw voor een wetenschappelijke onderbouwing van de rassenleer. Veel attributen op de tentoonstelling zijn het resultaat van zulke pseudowetenschappelijke theorieën. Zo zijn de huidclassificeringen te zien van Felix von Luschen. In 1905 presenteerde hij een indeling van mensen op basis van 36 huidskleurschakeringen. Een indeling die in de wetenschap tot in de jaren veertig serieus werd genomen, alhoewel Von Luschen zelf vrij snel afstand nam van zijn theorie.
Een andere rode draad is de rol van seksuele projecties in veel clichés. Of het gaat om de schoonheid van Joodse vrouwen, de viriliteit van zwarte vrouwen of de Turkse barbaarse figuur Hatschi Bratschi, steeds zijn er projecties aan het werk van angsten en lusten van de overheersende groep, in veel gevallen de westerse, christelijke man.
Prentkaartjes van de succesvolle Joodse drukker Isodor Kaufmann in de rubriek ”beursgeheim” laten op subtiele wijze zien dat negatieve stereotypen ook verinnerlijkt worden door degenen die het betreft. Een porseleinen beeldje dat het thema uitbeeldt, appelleert aan het vooroordeel van de Joodse hebzucht; een bekend motief in de negentiende eeuw. De prentkaartjes van Kaufmann tonen diverse geromantiseerde taferelen uit het Oost-Europese Joodse leven, maar ook met het motief van het beursgeheim.
Een groot deel van de objecten dateert uit een obscure collectie antisemitica, die de Oostenrijkse industrieel Matthias Schlaff liet verzamelen. In 1993 schonk hij de collectie om onbekende reden aan het Joods Museum in Wenen. De samenstellers van de tentoonstelling bleken bij nadere studie veel objecten moeilijk als antisemitisch te kunnen beoordelen. Waarom Schlaff deze stukken in zijn verzameling opnam bleef ook voor de samenstellers een vraagteken. Ze besloten echter deze twijfel mee te nemen in de tentoonstelling om bezoekers met hun clichés te confronteren. „Blijkbaar zien mensen wat ze willen zien. Beelden ontstaan in het hoofd van de mensen”, zegt samensteller Thorsten Beck.
Een tentoonstelling die clichés over Joden centraal stelt doet zware kost vermoeden. Dat is niet het geval. De kunstwerken maken een dialoog met de stereotypen mogelijk. Natuurlijk ligt de nadruk op voorstellingen van antisemitische clichés. De samenstellers willen vooral laten zien hoe de behoefte om de ander te vereenvoudigen in allerlei cultuurvormen door de eeuwen heen gestalte krijgt. Waar dat toe kan leiden, mag de bezoeker zelf bedenken.
De tentoonstelling is in Berlijn nog te zien tot 2 augustus, daarna in Chicago en Wenen.