Spaanstaligen in de meerderheid in Miami
Steeds meer Engelstaligen trekken weg uit de Amerikaanse stad Miami en omstreken. In 2006 was volgens tellingen bijna 60 procent van de bevolking van Miami-Dade County Spaanstalig, van wie de helft slecht Engels sprak. Sommige Engelstaligen voelen zich gemarginaliseerd.
De moeder van Melissa Green sprak Spaans, maar Melissa’s vader verbood haar die taal te spreken. De 49-jarige Green, eigenares van een bloemenwinkel, heeft er nu last van dat ze het Spaans niet machtig is, in haar werk, in winkels of als ze de weg vraagt. „Sommige mensen hebben moeite een baan te vinden omdat ze geen Spaans spreken. Dat vind ik niet eerlijk”, zei ze.In veel wijken van Miami is Spaans de voertaal. Latijns-Amerikanen voelen zich er direct thuis, want ze hoeven geen woord Engels te spreken. In winkels en restaurants wordt Spaans gesproken, universiteiten bieden colleges aan in de taal en banken, postkantoren en overheidsinstellingen bieden informatie en hulp in het Spaans. Ook sommige kranten en radio- en televisiezenders bedienen alleen de latinobevolking.
Hoe prettig het er ook is voor Spaanstaligen, sommige Engelssprekende Amerikanen voelen zich niet meer thuis in Miami. In de jaren vijftig bestond de bevolking nog voor 80 procent uit niet-Spaanstalige blanken, in 2006 was dat nog slechts 18,5 procent, en de prognose voor 2015 luidt 14 procent. Twee jaar geleden sprak iets meer dan 27 procent van de bevolking uitsluitend Engels.
„De Engelse bevolking vertrekt, in veel gevallen naar het noorden”, zegt Juan Clark, hoogleraar sociologie aan het Miami Dade College. „Ze zijn het er niet mee eens dat een Amerikaan Spaans moet leren om een grotere kans te hebben op werk. Als iemand geen Spaans spreekt is dat een nadeel.”
In de wijken Little Havana en de stad Hialeah noemt 94 procent van de bevolking zichzelf latino. De instroom kwam in de jaren zestig en zeventig op gang met Cubaanse vluchtelingen, zegt taalkundige Andrew Lynch van de universiteit van Miami. In de jaren tachtig nam de immigratie alleen maar toe, niet alleen uit Cuba maar ook vanuit Argentinië, Venezuela en andere landen in Latijns-Amerika. De vlucht van Engelstaligen begon niet lang daarna.
James McCleary bijvoorbeeld vertrok in 1987 van Miami naar Vermont in het uiterste noordoosten van de Verenigde Staten, omdat hij in Miami geen baan kon vinden omdat hij geen Spaans sprak. McCleary en zijn vrouw Lauren, geboren en getogen in de stad, gaan nog minstens twee keer per jaar terug, maar Lauren voelt zich er niet meer thuis. „Het is nu heel, heel anders. Ik zou er niet meer kunnen wonen, want ik spreek hun taal niet”, aldus Lauren. Toch houdt ze van de diversiteit van Zuid-Florida en vindt ze het jammer dat ze nooit Spaans heeft geleerd.
De 61-jarige bibliothecaresse Martha Philips betreurt het vertrek van veel Engelstaligen en is bang dat Miami een buitenpost van Latijns-Amerika wordt. „Het staat me tegen dat die mensen verwachten dat de bevolking hier zich aan hun gebruiken aanpast, in plaats van Engels te leren en zich zelf aan te passen”, zegt Philips. „Ik verwacht heus niet dat een oudere nog Engels gaat leren, maar ook jongeren die aankomen lijken zich niet al te veel te willen aanpassen aan dit land terwijl ze dat wel van ons verwachten.”
Maar Spaanstaligen hebben zo hun eigen problemen. Mary Bravo, een 37-jarige Venezolaanse onderneemster, verstaat wel Engels maar spreekt de taal niet zo goed. „Het is hun land. We moeten wel Engels proberen te spreken, maar ze doen niet echt hun best ons te begrijpen”, zegt ze.
De 80-jarige Colombiaan Isaac Piramanrique komt regelmatig naar Miami om zijn dochter te bezoeken. Piramanrique, die wel Engels verstaat maar het niet spreekt, heeft de oplossing. „Het zou verplicht moeten zijn beide talen te spreken, zodat mensen elkaar beter kunnen begrijpen.”