Rechts wint verkiezingen Macedonië
De centrumrechtse partij VMRO-DMPNE van premier Nikola Gruevski heeft de zondag gehouden verkiezingen in Macedonië gewonnen. Volgens de kiesraad kreeg de VMRO 48,13 procent van de stemmen, veel meer dan de 22,19 procent van de oppositionele sociaaldemocraten. De etnisch Albanese Democratische Unie voor Integratie behaalde 11,26 procent, de Democratische Partij van Albanezen 10,13 procent.
Oppositieleider Radmila Sekerinska heeft Gruevski met de overwinning gelukgewenst. De verkiezingen stonden in het teken van de door de regering nagestreefde toetreding tot de NAVO en de Europese Unie, maar werden ontsierd door enkele schietpartijen, waarvan een met dodelijke afloop. Er vielen volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken 8 gewonden en 21 personen werden gearresteerd.Bij 22 stembureaus, ofwel 1 procent van alle stembureaus in het land, werd het stemmen wegens onregelmatigheden of intimidatie opgeschort. Nadat de stemlokalen om 19.00 uur waren gesloten kondigde de regering aan dat de verkiezingen bij die stembureaus moeten worden overgedaan.
De grootste partij van de etnisch Albanese minderheid, de Democratische Unie voor Integratie (DUI), liet weten de verkiezingsuitslagen in zeven gemeenten vanwege onregelmatigheden af te wijzen, waaronder die in de stad Tetovo. „Wij hebben vandaag in Macedonië alles gezien, behalve democratische en vrije verkiezingen”, zei Izet Mexhidi van de DUI.
De autoriteiten hadden strenge veiligheidsmaatregelen getroffen. Met name in de gebieden waar 2,1 miljoen etnische Albanezen wonen was een recordaantal politieagenten op de been gebracht.
De dodelijke schoten vielen in het dorp Aracinovo bij Skopje. Volgens een woordvoerster van de DUI hadden zich twee schietpartijen voorgedaan. Bij een daarvan raakten twee DUI-aanhangers door politiekogels gewond. Een van hen overleed later in het ziekenhuis. Het dorp, voorheen een bolwerk van Albanese rebellen, werd door de politie afgegrendeld. Volgens dorpsbewoners begonnen de problemen toen een kiezer voor meerdere burgers probeerde te stemmen.
Ook tijdens de verkiezingscampagne had geweld plaats. Het ging bijna uitsluitend om geweld tussen Albanezen, die ongeveer een kwart uitmaken van de bevolking van 2,1 miljoen. De strijd draait om wraak en de vraag wie de bevolkingsgroep leidt. Etnisch Albanese rebellen streden in 2001 korte tijd tegen Macedonische regeringstroepen.
Het hoofd van de EU-vertegenwoordiging in Macedonië, Erwan Fouere, toonde zich „diep bezorgd” over het geweld tijdens de verkiezingen.
Voor de vervroegde parlementsverkiezingen hadden 1,7 miljoen stemgerechtigden een oproep ontvangen. Voor de strijd om de 120 zetels in het parlement in Skopje hadden zich 1540 kandidaten van achttien partijen ingeschreven.
In april viel de regeringscoalitie uit elkaar die bestond uit de VMRO-DPMNE van Slavische Macedoniërs en de Albanese DPA. Aanleiding voor de breuk was het feit dat verdere toenadering tot NAVO en EU opnieuw uitbleef. Griekenland blokkeert die zolang er geen akkoord is over een definitieve naam van het land. Griekenland wil niet dat het land gewoon Macedonië gaat heten, omdat dat territoriale aanspraken zou behelzen op de naburige Griekse regio met dezelfde naam.
Premier Gruevski vindt de naamskwestie een probleem van „nationale identiteit” en wil niet inbinden. Veel etnische Albanezen vinden dat de Slavische Macedoniërs met hun halsstarrige houding de weg naar meer welvaart blokkeren.