Propagandamachine draait volop in Chinese rampgebied
China mag weliswaar veel opener zijn dan in het verleden, maar oude gewoontes zijn diep ingesleten. Vooral in de nasleep van de verwoestende aardbeving werkt de propagandamachine op volle toeren.
De Chinese televisie toont dagelijks beelden van soldaten die in het rampgebied van de provincie Sichuan hulp verlenen. Beladen met apparatuur rennen ze over het scherm, vaak met een ruïne op de achtergrond. Opvallend is dat het merendeel van de beelden rennende soldaten of soldaten in het gelid toont, vaak heftig toegesproken door een inspirerende meerdere.De Chinese staatsmedia zijn meesters in het scheppen van beelden. Het is moeilijk om niet onder de indruk te raken als het met dramatische muziek ingeleide nieuws heldhaftige soldaten toont die in de moeilijkste omstandigheden onvermoeid hun leven wagen om dat van anderen te redden.
Op de televisie slapen of rusten de soldaten niet. Je ziet ze niet even wegdutten met het hoofd in de handen, of aan het werk met een open shirt of ontbloot bovenlijf. De steden liggen in puin, en het werk van de soldaten gaat 24 uur per dag door. Maar op de televisie zien ze er doorgaans uit alsof ze net de kazerne zijn uitgelopen.
Het doet herinneren aan de Amerikaanse generaal McArthur. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren zijn manschappen altijd zeer verbaasd dat hij er in de klamme hitte van Aziatische oerwouden zonder uitzondering fris en verzorgd uitzag. Zij wisten niet dat hij zich herhaaldelijk waste en zich zo’n drie keer per dag omkleedde. Het beeld van een onverwoestbare, onvermoeide leider was een bewuste keuze waar hij keihard aan werkte. Zodra de camera’s verschijnen, doet het Chinese leger hetzelfde.
De 3000 troepen die in de totaal verwoeste stad Yingxiu lichamen bergen, maken lange dagen. „We slapen slechts twee tot vier uur per dag”, vertrouwt een soldaat me anoniem toe. Ze zijn bekaf en doen een dutje zodra het kan. Vooral als ze wachten op het volgende lichaam. Maar zodra een fotograaf een foto wil maken van enige uitrustende soldaten komt er onmiddellijk een luitenant aanrennen. „Geen foto’s”, zegt hij streng, maar vriendelijk. „We willen niet dat de mensen denken dat we hier niets doen.”
Enkele minuten lopen verwijderd van de rustende soldaten, zitten zo’n dertig soldaten netjes aangekleed op de grond. Ze wachten op een cameraploeg die na enige tijd arriveert. De regisseur vertelt de officier precies wat zij nodig heeft en er wordt onmiddellijk naar gehandeld. Hij trekt beschermende kleding aan, doet een maskertje op en beveelt zijn manschappen in het gelid te staan. De camera rolt als hij ze streng toespreekt en daarna soldaat voor soldaat inspecteert. Terwijl hij maskertjes en capuchons rechttrekt danst de televisiecamera om hem heen.
Zodra de toespraak is afgelopen wordt de mannen bevolen in snelle pas langs de camera te rennen. De vermoeide mannen moeten het herhaaldelijk doen. Een van de soldaten rolt met zijn ogen alsof hij er meer dan genoeg van heeft.
Vervolgens gaat het blauwe pak van de luitenant uit en doet hij een groene jas van een van zijn mannen aan. Die worden naast een berg puin opgesteld, om een zo dramatisch mogelijk beeld te creëren. Ze beginnen heftig met hun handen te graven op een plek die reeds volledig van lichamen is ontdaan. Als een toekijkende burger een foto van de farce wil maken wordt hij onmiddellijk berispt. „Geen foto’s”, klinkt het wederom.
„Geen foto’s”, wordt er ook geroepen als een persfotograaf een foto probeert te maken van de massagraven in de stad. Verscheidene stadsbewoners die de aardbeving hebben overleefd blijken te denken dat iedere slachtoffer een eigen graf heeft. Mogelijk moet die schijn nog even worden opgehouden.
De volgende dag wordt er plotseling overal in de verwoeste stad fanatiek schoongemaakt. Teams van soldaten vegen het puin en zelfs het stof van de straten. Chauffeurs wordt bevolen onmiddellijk hun auto’s te verwijderen. Tenten die niet van de overheid zijn, moeten worden verwijderd. „Binnen tien minuten moet deze tent weg”, schreeuwt een agent door een megafoon tegen iemand die recht voor hem staat.
De reden voor de nerveuze schoonmaak wordt snel duidelijk. Parlementsvoorzitter Wu Bangguo, de op twee na belangrijkste man in China, arriveert in een grote helikopter. Omringd door officieren, agenten en veiligheidsmannen in zwarte uniformen loopt hij langs een ingestorte school. Een officiële cameraman en fotograaf wordt alle ruimte gegeven, maar andere fotografen worden bruusk weggeduwd en boos aangekeken. De perspas van een buitenlandse journalist wordt herhaaldelijk streng gecontroleerd. Na een kort bezoek vertrekt de partijbons weer en kan de hulpverlening worden voortgezet.
Als journalisten soldaten, zelfs hooggeplaatste officieren, aanspreken, klinkt het onmiddellijk: „Geen interview.” Vooral als er een buitenlandse journalist in de buurt is, zijn ze voorzichtig en overduidelijk nerveus.
Dit alles is enorm jammer, want het in groten getale uitgerukte Chinese leger doet fantastisch werk en elke overlevende is vol lof over de hulp die de militairen bieden. „We zijn heel anders tegen de overheid gaan aankijken sinds de ramp”, zegt een groepje inwoners van Yingxiu.
Als het notitieblokje en de camera verdwijnen, zijn de soldaten doorgaans zelfs open tegenover een buitenlandse journalist. De hoop is dat het ééns ook kan mét boekje en camera.