„Toch geloof ik, want ik kan niet anders”
„Atheïsten zeggen dat ze de godservaringen van miljoenen mensen op aarde hebben ontmaskerd als een fabeltje. Maar waarom zouden we een gelovige wel vertrouwen als hij de weg wijst naar het Weena, maar niet als hij spreekt over zijn ervaringen met God?”
Prof. dr. G. van den Brink bracht dit woensdagavond naar voren op een debatavond over ”Atheïsme en theïsme” in Rotterdam. Tijdens de avond, een initiatief van het Rotterdamse CSFR-dispuut Ichthus, kruiste de universitair hoofddocent theologie aan de VU en bijzonder hoogleraar namens s de Gereformeerde Bond in Leiden de degens met drs. F. van den Berg, lid van een vrijdenkersvereniging en programmamaker bij de Studium Generale van de TU Delft.Het debat, onderdeel van een lezingencyclus over de plaats van de ratio, was bedoeld om de studenten argumenten aan te reiken in het gesprek over atheïsme en theïsme. Het was niet de bedoeling dat de debaters elkaar of de studenten zouden overtuigen, maar dat er een open gesprek zou zijn over de drijfveren van geloof en ongeloof.
Het ligt lastig met het geloof, erkent prof. Van den Brink. „Geloof is in de eerste plaats een zich aangesproken voelen door God. We kunnen godservaringen hebben, maar die kunnen we niet overdragen aan anderen. En rationele argumenten voor het geloof zijn altijd tegen te spreken. Niettemin zegt de gelovige: En toch geloof ik, want ik kan niet anders.”
Hij benadrukt het belang van de geschiedenis. „Het feit dat vier evangeliën schrijven over Jezus’ lijden, sterven en opstanding, dat er een wolk van getuigen ons voorging, moet ons veel zeggen. Het is weliswaar geen puur rationeel argument, maar ik houd ook niet van kil rationalisme. De gebeurtenissen waarvan de Bijbel getuigt nodigen ons uit tot overgave aan de opgestane Heere.”
Voor drs. Van den Berg voldoet dit niet. Waarheid hoeft volgens hem niet per se bij een meerderheid van mensen te berusten. Daarbij lijkt het atheïsme vaak betere papieren te hebben. Christenen moeten immers bewijzen dat er een God is. En dat is naar zijn mening bijna onmogelijk.
Volgens prof. Van den Brink hebben echter niet alleen rationele bewijzen iets te zeggen. Hij draait de bewijslast om. „Atheïsten zeggen feitelijk dat ze de godservaringen van al die miljoenen mensen op aarde stuk voor stuk hebben ontmaskerd als een fabeltje. Dat is een haast onmogelijk onderzoek. Bovendien, waarom zouden we een gelovige wel vertrouwen als hij de weg wijst naar het Weena (een straat in het centrum van Rotterdam, red.), maar niet als hij spreekt over zijn ervaringen met God?”
Naar zijn overtuiging heeft een christen dan ook net zulke goede bewijzen als een atheïst. Of zelfs betere. Dat neemt niet weg dat het overtuigen van de ander altijd moeilijk blijft.
Obstakel
Van den Berg vertelt dat hij moreel atheïst is. Het gaat hem niet in de eerste plaats om de bewijzen voor het godsbestaan, maar om het feit dat in de naam van religie vrouwen worden onderdrukt en homoseksuelen worden bedreigd met sociale uitsluiting. Mensen komen volgens hem niet tot ontplooiing, wat hij een verdraaiing van de mensenrechten noemt.
De atheïst illustreert dat met zijn eigen leven. Hij kreeg een rooms-katholieke opvoeding, maar nam het zijn ouders op latere leeftijd kwalijk dat zij hem lieten dopen zonder dat hij er inspraak in had. Sinds zijn studie filosofie staat bij hem persoonlijke keuzevrijheid, gestoeld op rationele overwegingen, hoog in het vaandel. „Religie is vaak een spel waarbij het niet mogelijk is om eruit te stappen en niet meer mee te spelen zonder vervelende consequenties te moeten ondergaan. Daarom vind ik religie een obstakel voor de mensenrechten.”
Volgens opponent prof. Van den Brink gaan religie en levensbeschouwing echter wel samen, zowel in het gezin als in de samenleving. „Uw vrijheidsbegrip verschilt grondig van het mijne.”
De beide partijen komen deze avond niet bij elkaar. Terwijl prof. Van den Brink geloof definieert als ”iets met een bepaalde mate van waarschijnlijkheid voor waar aannemen” -„en die mate kan ook 100 procent zijn”-, komt het begrip geloof in het woordenboek van Van den Berg niet voor. Hij omschrijft geloof als ”iets aannemen waarvoor geen bewijs is”. Maar dat vindt hij „irrationeel en het einde van alle discussie. Geloof past daarom niet in het wereldbeeld van een atheïst.”