De maag gaat voor de geschiedenisles
„Weten jullie wie Suharto is?” Het groepje bruinverbrande leerlingen kijkt verward naar meester Suyamto. Hun wit-rode uniformpjes steken schril af tegen de vergeelde muren van de klaslokalen in het plaatsje Wuryantoro op Midden-Java.
De schooldag is ten einde in de basisschool, een gebouw bestaande uit armoedige barakken rond een speelpleintje met vlaggenmast, waaraan fier de Indonesische vlag wappert. „Hier zat oud-president Suharto als klein jongetje in de klas”, vertelt meester Suyamto trots als hij de deur van een klaslokaal opent. „Toen waren het nog houten klaslokalen. Maar in de jaren vijftig werden het stenen gebouwen.” Het lijkt de enige verbetering in het stokoude schoolgebouw.De meeste leerlingen weten weinig van hun beroemde schoolgenoot Suharto. Als president bestreed hij met succes het analfabetisme in de jonge republiek. Maar deze alom geprezen prestatie biedt een karig erfgoed voor het huidige Indonesische onderwijs. De meeste Indonesiërs kunnen lezen, schrijven en rekenen. Maar dan houdt het al snel op. Het onderwijs voor de 230 miljoen inwoners is weggezakt in een bodemloos moeras van bureaucratie en geldgebrek. De cijfers zijn beangstigend.
Zeventig procent van de werkende Indonesiërs beschikt slechts over een basisschoolopleiding. De werkloosheid onder jongeren is torenhoog. En het is niet alleen de onderklasse die economisch achterblijft. Heel Indonesië dreigt een land van koelies (landarbeiders, red.) te worden. Het dreigt de economische concurrentiestrijd te verliezen van buurlanden als Maleisië en Vietnam. Momenteel stoppen 3,4 miljoen kinderen, ofwel 30 procent, direct na de basisschool met leren.
Hoofdverantwoordelijk voor de voortijdige schooluitval blijft de heersende armoede. In 2006 meldde de Wereldbank dat bijna 40 procent van de Indonesische bevolking moet rondkomen van 2 dollar per dag. Openbare basisscholen zijn formeel gratis, maar de werkelijke maandelijkse kosten van een basisschoolleerling liggen op 65 dollar.
Ontwikkelingssteun is hiermee onmisbaar voor onderwijs in Indonesië. De Nederlandse stichting Erfgoed Nederland werd dan ook met open armen ontvangen toen zij het plan ontvouwde voor ondersteuning van het Indonesische basisonderwijs. De stichting wil de kennis over het Indonesische erfgoed in het basisschoolonderwijs bevorderen en een ”toolkit” ontwikkelen voor leerkrachten.
„We willen Indonesische kinderen bewust maken van hun erfgoed. Erfgoedonderwijs betekent dat kinderen hun omgeving en cultuur onderzoeken en zich eigen maken. Dat is heel belangrijk”, vertelt Cees Hageman, onderwijsexpert bij Erfgoed Nederland. Samen met drie collega’s bezocht hij begin deze maand Indonesië om met zeven scholen in onder andere Jogjakarta een nieuw onderwijsproject op te starten. Ook wil de Nederlandse organisatie samen met de Indonesische erfgoedorganisatie BPPI een nieuw curriculum ontwikkelen. Het speciale lesprogramma moet onderdeel gaan worden van het nationaal basisonderwijs.
Maar het is vechten tegen de bierkaai voor de Indonesische collega’s van Erfgoed Nederland die hun landgenoten moeten overtuigen van het belang om historisch bewustzijn aan te leren. „Indonesiërs willen allereerst hun maag vullen, hun geschiedenis en erfgoed heeft dan weinig prioriteit”, verzucht Setyanto Santosa, voorzitter van BPPI.
Het nieuwe project van Erfgoed Nederland lijkt hiermee een druppel op een gloeiende plaat. Een klein aantal Indonesische privéscholen en openbare scholen biedt kwalitatief goed onderwijs. Het bedrijfsleven, waaronder grote autofabrikanten, ondersteunt technische scholen met materiaal en kennis om zich van toekomstige werkkrachten te verzekeren. En de grote Indonesische moslimorganisaties Muhammadiyah en Nadhlatul Ulama timmeren aan de weg met moderne scholen, waar uitsluitend Engels en Arabisch gesproken wordt. Maar al dit vervolgonderwijs is slechts voor een kleine bevolkingsgroep beschikbaar.
De belangrijkste inzet van de Indonesische Onderwijsminister Bambang Sudibyo is dan ook om een brede laag van Indonesische kinderen gelijke kansen te bieden op goed onderwijs. Het ministerie in Jakarta nam vorig jaar al noodgedwongen maatregelen om het onderwijs voordeliger te maken. Speciale onderwijssubsidies voor lesmateriaal en studiebeurzen moeten de lasten verzachten voor leerlingen.
Een steun in de rug bood het invloedrijke constitutionele hof, dat in 2006 bepaalde dat minstens 20 procent van de staatsbegroting aan onderwijs besteed moest worden. In 2008 beschikt het ministerie van Onderwijs over ongeveer 35 miljard euro, 12 procent van de gehele staatsbegroting.
Maar het blijft een grauwe toekomst voor het Indonesische onderwijs. Het onderwijsbudget staat onder zware druk door de stijging van de olie- en voedselprijzen. En als de regering minder kan besteden, hoe is dan de situatie voor de bijna 80 miljoen Indonesiërs die van een paar dollar per dag moeten leven? Zo zit een nieuwe generatie Indonesische gezinnen met hetzelfde dilemma als hun voorouders: geld uitgeven aan een kind dat juist geld kan verdienen voor het gezin.