Onderzoek Bosnië naar schade door verarmd uranium
Een VN-team is dinsdag in Bosnië een eerste onderzoek begonnen naar de effecten van verarmd uranium uit munitie die de NAVO in 1995 heeft afgeschoten op Bosnisch-Servische doelen om een eind te maken aan de oorlog.
De deskundigen van het VN-milieuprogramma zullen tot maart samen met Bosnische deskundigen op zeven plaatsen onderzoeken uitvoeren om te bepalen of het lichtradioactieve materiaal bodem, planten of water heeft aangetast en of het nadelige effecten heeft gehad op de gezondheid van mensen. Ook zal worden bekeken wat er het beste kan worden gedaan om eventueel gevaar weg te nemen, zei teamleider Pekka Haavisto. Monsters van grond, water en planten zullen in Zwitserse, Italiaanse en Britse laboratoria worden getest.
De plek die de onderzoekers dinsdag als eerste bezochten was het terrein van een voormalige munitiefabriek in Hadzici, een buitenwijk van Sarajevo.
In munitie verwerkt uranium kan, als het in de grond terechtkomt, leiden tot honderdmaal het normale uraniumgehalte in drinkwater. Volgens de Bosnische regering zijn zo’n 10.800 granaten met verarmd uranium in Bosnië terechtgekomen.
Het VN-onderzoek volgt nadat verschillende landen van de internationale vredesmacht in Bosnië militairen die met de munitie hebben gewerkt medisch hadden laten onderzoeken. Daaruit is geen duidelijk verband gebleken tussen de munitie en gezondheidsklachten.
Een bodemonderzoek is eerder al uitgevoerd in Joegoslavië, waar in 1999 in en om Kosovo munitie met verarmd uranium is afgeschoten. De conclusie was dat de bodem en zelfs de lucht hier en daar met uranium waren besmet, maar niet in die mate dat het milieu of de menselijke gezondheid eronder te lijden zou kunnen hebben. Desondanks hebben de VN op deze plaatsen voorzorgsmaatregelen getroffen.