„Jullie zijn zo anders dan ik had gedacht”
Vijf jaar na het einde van de burgeroorlog kampen Molukse burgers nog altijd met de verwerking van traumatische ervaringen. Niet alleen voor de interreligieuze organisatie Interfaith, ook voor de kerk ligt hier een taak om burgers weer met elkaar te verzoenen, zegt oud-synodevoorzitter van de GPM, Broerie Hendriks.
Het is vooral Hendriks’ vrouw Etha die daarbij het voortouw heeft genomen met de oprichting van vrouwenpraatgroepen in de dorpen op Ambon en omringende eilanden als Seram, Haruku en Sapparua. Ook nu nog komen op diverse plaatsen zulke gemengd christelijk-islamitische groepen bijeen om als het ware opnieuw met elkaar kennis te maken.De procedure is daarbij telkens dezelfde. Een groep van twintig tot dertig moslim- en christenvrouwen leeft vijf dagen achtereen samen onder één dak, om gezamenlijk tal van activiteiten te ondernemen die hen dichter bij elkaar moeten brengen.
Overigens was het nog niet zo eenvoudig om vrouwen uit de dorpen zover te krijgen mee te doen. Ze peinsden er aanvankelijk niet over om met andersgelovigen in één huis te gaan zitten.
Was er ten langen leste dan toch een groep gevormd, dan zaten de vrouwen elkaar met de lippen op elkaar vol haat en argwaan te beloeren. „We vertrouwden de ander voor geen cent”, herinnert Etha zich haar eerste sessie. Zelfs het kiezen van een locatie had altijd heel wat voeten in de aarde. „Wij wilden een kerkgebouw als ontmoetingsplek, maar de moslimvrouwen weigerden daar ook maar één stap te zetten. „We hebben maar een hoofd, en voor we het weten ligt het ernaast”, zeiden ze.
Uiteindelijk waren het de christenvrouwen die overstag gingen en naar een huis van een moslim trokken, maar ook zij durfden in eerste instantie nauwelijks naar binnen. „Doodsangsten hebben we uitgestaan toen de nacht viel en wij als christenvrouwen alleen in het huis moesten slapen. De moslimvrouwen durfden de nacht niet bij ons te blijven - bang als ze waren in de val te lopen.”
Toen er de volgende ochtend niets bleek te zijn gebeurd, was het ijs aan beide kanten gebroken, en kon wederzijds vertrouwen gaan ontstaan. Tijdens de gesprekken, waarin al het oude zeer naar boven kwam, werd gehuild, geschreeuwd, gevloekt. Maar uiteindelijk vielen de vrouwen elkaar om de hals en biechtten ze het elkaar op: „Mijn vooroordelen kloppen helemaal niet. Jullie zijn zo anders dan ik had gedacht.”