Binnenland

Grafkelder bewaart zijn geheimen

Voor de ingangen van de Nieuwe Kerk in Delft houden marechaussees dezer dagen de wacht. Geen ongewenst volk in de kerk. Zeker niet nu de koninklijke grafkelder open moet. De kelder is alleen toegankelijk voor een zeer select gezelschap.

W. G. Hulsman
11 October 2002 20:14Gewijzigd op 13 November 2020 23:52
De kelder wordt als privé gebied van de Oranjes gezien. Er is daarom streng toezicht op het graf. Belangrijkste toezichthouder is de burgemeester van Delft.
De kelder wordt als privé gebied van de Oranjes gezien. Er is daarom streng toezicht op het graf. Belangrijkste toezichthouder is de burgemeester van Delft.

In de Nieuwe Kerk ligt een grote grafsteen, aan het begin van het koorgedeelte. Vier koperen ringen sieren de hoeken en in het midden staan een wapen en een Latijnse tekst. Het wapen is dat van de Oranje-Nassaus en de tekst zegt: „Hier verwacht Willem I, de Vader des Vaderlands, de wederopstanding.”

Dinsdag zal iedereen kunnen zien dat de steen weg is en dat op die plaats dan een gat gaapt. Een trap zal zichtbaar zijn: de ingang van de koninklijke grafkelder.

Op die dag zullen alleen de naaste familieleden van prins Claus de kist de kelder in volgen. De genodigden en het publiek krijgen niet te zien wat daar gebeurt en hoe het graf er vanbinnen uitziet. Daarin onderscheidt Nederland zich van landen als Engeland en Oostenrijk, waar de koningsgraven wel toegankelijk zijn.

Foto’s van het interieur zijn niet publiek. Wat naar buiten komt, is afkomstig van de enkele personen die wel de gelegenheid kregen een blik in de grafkelder te werpen. Een select gezelschap. Al meldde oud-organist van de Nieuwe Kerk Jan J. van den Berg woensdag in deze krant dat hij een paar keer in het graf is geweest. Er zitten dus mazen in het net.

De kelder wordt als privé-gebied van de Oranjes gezien. Er is daarom streng toezicht op het graf. Belangrijkste toezichthouder is de burgemeester van Delft, op dit moment H. van Oorschot. Hij is officieel de ”Sleutelbewaarder” van de grafkelder van het Huis Oranje-Nassau. Als Delft een nieuwe burgemeester krijgt, benoemt koningin Beatrix als Hoofd van het Huis die persoon tot Commissaris van de Koninklijke Grafkelder. Deze commissaris is belast met het beheer en onderhoud van de kelder.

Dat betekent niet dat de burgemeester zomaar het graf in en uit kan lopen. Hij zal alleen naar binnen gaan als daar twee leden van de algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) -de vroegere binnenlandse veiligheidsdienst- en twee marechaussees bij aanwezig zijn. Door zijn functie heeft de Delftse burgemeester ook een prominente rol bij een koninklijke bijzetting.

Normaliter bezoekt een klein groepje mensen de kelder een- tot tweemaal per jaar voor inspectie en onderhoud. Zij gebruiken dan niet de grote hoofdtrap onder de twee ton zware grafsteen, maar een kleine dienstingang die vlak naast het praalgraf voor prins Willem van Oranje zit. Het personeel dat het onderhoud uitvoert, is afkomstig van twee geselecteerde bedrijven die daarvoor speciaal beëdigd zijn.

Als het lichaam van prins Claus dinsdag in de koninklijke grafkelder wordt bijgezet, is dat volgens de gegevens van de Rijksvoorlichtingsdienst het 44e lichaam in de kelder. De kisten rondom die van prins Claus vertellen allemaal een deel van de geschiedenis van Nederland en van de Oranjes. De koninginnen Wilhelmina en Emma liggen er, de koningen Willem I tot en met III zijn er bijgezet en de kisten van prins Willem II en IV staan er, samen met die van veel van hun kinderen.

In de koninklijke grafkelder liggen op vijf na alle leden van het Huis Oranje-Nassau met hun echtgenoten. Enkele vorstelijke personen die in het buitenland of in ballingschap stierven, zijn later overgebracht naar Delft. Zo is de kist van stadhouder Willem V, die in 1806 in ballingschap in het Duitse Braunschweig stierf, pas in 1958 in de kelder bijgeplaatst.

Vooral koningin Emma heeft zich ervoor ingespannen zoveel mogelijk Oranjes bij elkaar te krijgen in Delft. Zij hoopte zo haar familie weer een centralere plaats te geven in de Nederlandse samenleving.

De bekendste Oranje die ontbreekt, is de stadhouder-koning Willem III die over Engeland regeerde. Hij ligt samen met zijn vrouw Mary Stuart in Londen in de Westminster Abbey begraven.

In de Grote Kerk in Breda hebben de Nassaus ook twee grafkelders. Daarin liggen onder anderen Rene de Châlon, de eerste Nederlandse Nassau, zijn eerste vrouw Anna van Egmond en Buren en hun oudste dochter Maria.

Alle Oranjes -en nu ook prins Claus- zouden waarschijnlijk in deze Brabantse stad zijn begraven als in 1584 de oorlog met Spanje niet volop had gewoed. Toen Willem van Oranje op 10 juli 1584 werd neergeschoten in Delft, kon de prins niet in Breda worden bijgezet. De vader des vaderlands kreeg daarop een plaats in de Nieuwe Kerk in Delft. Het bleef de eerste jaren een eenvoudig graf. Zo eenvoudig dat een Engelse bezoeker schreef: „Het armzaligste, dat ik ooit ter ere van een dergelijke figuur gezien heb.”

Het praalgraf voor de prins kwam er pas dertig jaar later. In 1609 gaven de Staten-Generaal de opdracht ertoe. Pas tussen 1614 en 1623 werd het gebouwd door de bouwmeester en beeldhouwer Hendrick de Keyser en diens zoon Pieter.

Het resultaat was een mausoleum met twee opvallende beelden van de prins: één in een liggende houding van wit marmer en een bronzen beeld van een zittende prins met wapenuitrusting. Verder is het rijk aan symbolisch beeldhouwwerk en bevat het teksten die de prins roemen. Het graf kostte destijds 34.000 gulden, een aanzienlijk bedrag.

Het praalgraf verwierf snel roem in Europa. Elke bezoeker van aanzien die Holland aandeed, ging naar het pronkstuk kijken. Het was zo mooi, dat het eigenlijk niet paste bij de handelsgeest van de Hollanders, die geld vooral aan functionele dingen uitgaven en niet aan pracht en praal.

Precies onder het praalgraf bevindt zich het oudste deel van de koninklijke grafkelder. Dit gedeelte blijkt aan het begin van de 19e eeuw onvoldoende ruimte te bieden. Koning Willem I pakt de zaak daarom grondig aan. Hij laat in de jaren 1821 en 1822 het achterste deel van het koor verhogen, zodat daar een nieuwe grote grafkelder kan komen. Enkele graven van Delftse notabelen moesten daarvoor wijken.

In 1923 vindt er opnieuw een grote ingreep plaats. Voor de oude grafkelder wordt ondergronds een groot voorportaal aangebracht en een bredere trap gerealiseerd, zodat dragers de kisten lopend naar beneden kunnen brengen. De hamerslagen van deze grote ingreep zijn amper weggestorven als in het oudste gedeelte direct onder het praalgraf water binnen blijkt te dringen. Niet verwonderlijk, gezien de lage ligging van Delft. Er wordt een betonnen vloer aangebracht. Voor deze reparatie moeten de oudste kisten, waaronder die van prins Willem van Oranje en diens vierde vrouw, Louise de Coligny (1555-1620) voor enige tijd van hun plaats.

De laatste grote ingreep vindt plaats van 1996 tot 2001. Begin jaren negentig blijkt dat het marmer van het praalgraf door zouten is aangetast, waardoor het dreigt te verpulveren. Agressieve schoonmaakmiddelen lijken de veroorzakers van de schade. Om het monument te redden, moeten de restaurateurs het hele monument uit elkaar halen en al het marmer in baden spoelen, een tijdrovend proces. Delen die te ernstig waren aangetast, zijn tijdens de restauratie vervangen.

Tijdens de opknapbeurt werd een kistje gevonden. Het bevat waarschijnlijk het hart van Willem van Oranje. Uit respect is dit kistje ongeopend terugplaatst op de plaats waar het stond: recht onder het hart van de prins. Voorjaar 2001 was koningin Beatrix aanwezig bij de officiële oplevering van het grafmonument.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer