Barroso onder vuur over voorstel antidiscriminatie
Voor In ’t Veld van D66 zet Barroso zelfs een mogelijke tweede termijn als voorzitter van de Europese Commissie op het spel. Heftige reacties klinken er van de zijde van Nederlandse Europarlementariërs op zijn plannen op het gebied van antidiscriminatie.
Eerst de geschiedenis. Sinds de inwerkingtreding van de afspraken die de regeringsleiders in 1997 op de top van Amsterdam maakten, bevat het verdrag op basis waarvan de EU functioneert in artikel 13 een passage over het genoemde onderwerp. Die vermeldt dat de ministers van de lidstaten met eenparigheid van stemmen maatregelen kunnen treffen om discriminatie op grond van -er worden er zes opgesomd- geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid te bestrijden.Dit resulteerde in 2000 in twee richtlijnen, met daarin Europese regels die de afzonderlijke landen dienen om te zetten in nationale wetten. De ene gaat over gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming. Zij verschaft een minimumkader om in allerlei gevallen -op de werkvloer, maar ook bij het huren van een woning bijvoorbeeld- misstanden in deze sfeer aan te pakken. De reikwijdte beperkt zich wel tot slechts een van de zes vastgelegde principes.
De andere richtlijn heeft betrekking op situaties rond arbeid: op de toegang tot een beroep, de benoeming in een functie, promotiekansen, beloning en dergelijke. Zij beslaat dus een specifiek terrein van het maatschappelijk leven. Van de zes aspecten die behoren bij non-discriminatie blijft bij deze regeling alleen het geslacht buiten beschouwing en wel omdat daarvoor al sinds de jaren zeventig gemeenschappelijke voorschriften van kracht zijn.
De Europese Commissie zal binnenkort, waarschijnlijk in juni, een langverwacht ontwerp presenteren voor een verdere uitbouw van de gezamenlijke bepalingen. Het komt erop neer dat zij de richtlijn inzake ras of etnische afstamming wil verbreden. Maar, zo liet Barroso deze week uitlekken, met slechts één punt: een handicap van iemand mag geen reden zijn voor onderscheid. Religie en homoseksualiteit liggen te gevoelig. Onder druk van een aantal lidstaten ziet het dagelijks bestuur van de EU ervan af die zaken ook mee te nemen in het voorstel.
Die terughoudendheid stuit op kritiek in het Europees Parlement. De Lange (CDA): „Hiermee geeft de Commissie een heel raar signaal af. Het verdrag beschrijft zes gronden voor een verbod op discriminatie. De benadering die nu wordt geopperd, roept het beeld op dat de ene meer urgent is dan de andere, suggereert ten onrechte een hiërarchie.”
Haar collega Hennis-Plasschaert (VVD) laat weten: „Dit is simpelweg onacceptabel. Hiermee zet de EU zichzelf voor schut.” Buitenweg (GroenLinks) spreekt van een „schande” en In ’t Veld (D66) vindt dat de geloofwaardigheid van Barroso in het geding is.
Deze twee afgevaardigden halen de gebeurtenissen in 2004 rond de Italiaanse kandidaat-commissaris Buttiglioni erbij. Die deed omstreden uitlatingen over vrouwen en homo’s en zag zich daardoor gedwongen een streep te halen door zijn nominatie. Aspirant-voorzitter Barroso beloofde destijds in de discussie eromheen dat zijn team de kampioen van de grondrechten zou worden en zegde een nieuwe antidiscriminatierichtlijn toe met in het bijzonder aandacht voor het element van seksuele geaardheid. Nu laat hij echter homo’s in de kou staan, concludeert Buitenweg.
Barroso verdedigt zijn terugtrekkende beweging met verwijzing naar de opstelling van sommige lidstaten. Welke er precies dwarsliggen, is onduidelijk. „Ik wil daarover niet speculeren. Ik wacht af tot we de Commissie hierover horen”, zegt De Lange. In ieder geval Polen, luidt het vermoeden van menigeen. Daar oefent de Rooms-Katholieke Kerk nog veel invloed uit en die natie wenst graag de volledige zeggenschap te behouden over beleid dat samenhangt met homoseksualiteit.
In januari tikte commissaris Spidla (Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen) een reeks van regeringen, waaronder de Nederlandse, op de vingers omdat zij de richtlijn uit 2000 voor de arbeidsmarkt niet in alle opzichten goed hebben vertaald in de nationale wetgeving. Of reacties uit de hoofdsteden aanleiding vormden voor de aanpassing van de koers ten aanzien van het toekomstige initiatief, durft niemand bevestigen. Wel konden we de afgelopen periode beluisteren dat in christendemocratische kringen bij onze oosterburen ergernis heerst over de bemoeienis van Brussel op dit vlak.
De woordvoerster van Spidla heeft het in haar verklaring voor het kortwieken van het beoogde voorstel over een politieke werkelijkheid waar je niet omheen kunt. „Een zwak argument”, oordeelt In ’t Veld. „Barroso moet meer moed tonen. Op andere terreinen gaat hij de strijd met de lidstaten ook aan.” Wat haar betreft verspeelt de Portugees op deze manier zijn kansen op prolongatie van zijn huidige baan. De discussie krijgt ongetwijfeld een vervolg.