Bloedneustheorie Louwes weggevaagd
De veroordeling van Ernest Louwes voor de moord op weduwe Wittenberg in 1999 blijft in stand, heeft de Hoge Raad vandaag besloten. Verhalen van de boekhouder over een bloedneus zijn van tafel geveegd.
Als een bom sloeg het bericht in 2003 in, tijdens het herzieningsproces van de Deventer moordzaak bij het gerechtshof in Den Bosch. Terwijl menigeen geloofde in de onschuld van boekhouder Ernest Louwes -eerder moordmesbewijs was immers geschrapt- kwam justitie met spectaculair nieuw bewijs tegen de timide boekhouder op de proppen.Op de blouse van de met messteken omgebrachte weduwe bleken bloedsporen te zitten. Bloed van Louwes en van niemand anders. Belangrijk is verder dat het hof vaststelde dat die bloedsporen door het gebruik van grof geweld op het kledingstuk zijn beland. Het DNA van Louwes bevond zich vooral in de buurt van wurgsporen en van ribbreuken die tijdens het doden van Wittenberg zijn veroorzaakt.
Het bloed van de boekhouder op de blouse van Wittenberg vormt een van de pijlers onder het bewijs tegen Louwes, die tot twaalf jaar cel is veroordeeld.
In de pogingen om te komen tot een herziening van de rechtszaak hebben Louwes, hebben advocaat Knoops en ook opiniepeiler Maurice de Hond er de afgelopen jaren veel aan gedaan om het ’bloedbewijs’ onderuit te halen.
Zo beweerde Louwes dat hij destijds een medicijn tegen hooikoorts gebruikte, waardoor hij geregeld een bloedneus kreeg. Daardoor zou het mogelijk zijn dat Louwes tijdens een zakelijk contact met de vrouw heeft geniest, waardoor bloedspatten uit zijn neus op de blouse zijn beland.
De Hoge Raad neemt dat bloedneusverhaal niet serieus. Het hoogste rechtscollege wijst er fijntjes op dat Louwes nimmer heeft gezegd dat hij in het contact met Wittenberg daadwerkelijk een bloedneus heeft gehad en ook nog eens heeft geniesd. En zelfs áls Louwes met een bloedneus niesde, gaat de Hoge Raad verder, dan nog blijft „onopgehelderd” hoe dat bloed dan op de áchterzijde van de kraag van de blouse van Wittenberg is gekomen.
De Hoge Raad stelt vast dat het gerechtshof in Den Bosch de mogelijkheid heeft overwogen dat het bloed tijdens zo’n zakelijk ’niesincident’ op het kledingstuk is terechtgekomen, maar die gedachtegang als onwaarschijnlijk heeft afgestreept. Er is dus geen sprake van een nieuw feit (novum) waarvan het hof niet op de hoogte was en dat tot heropening van de zaak zou moeten leiden.
Een andere pijl op de boog van Louwes en zijn aanhangers was dat de blouse van Wittenberg onzorgvuldig is bewaard, waardoor er kans bestond dat er op een of andere manier celmateriaal van de boekhouder op het kledingstuk is terechtgekomen.
Ook met dit verhaal maakt de Hoge Raad korte metten. Het rechtscollege spreekt van een „suggestie” die op geen enkele manier is onderbouwd. De verdediging van Louwes noemt „geen enkel voorwerp” waarop zich bloed van de boekhouder bevond, waarna dan dat bebloede voorwerp in contact zou moeten zijn gekomen met de blouse.
De Hoge Raad zet ook een streep door theorieën van de verdediging als zou klusjesman Michael de J. al hebben gepraat over de moord op de weduwe, voordat het slachtoffer was gevonden. Dat zou betekenen dat de klusjesman zelf te maken heeft met de moord. Nader verhoor bij de raadsheer-commissaris geven deze voorstelling van zaken „onvoldoende steun”, aldus de Hoge Raad.
Ook het verwijt van Louwes en de zijnen dat de vriendin van de klusjesman heeft gelogen over een alibi, maakt geen indruk op de Hoge Raad. Het hoogste rechtscollege wijst erop dat in een later verhoor de vriendin en de klusjesman tegenover justitie hun alibi hebben gewijzigd en dat de twee redenen hadden om eerst een ander alibi te geven. Het nieuwe alibi kon worden gestaafd met telefoongegevens. Zelfs al zou het alibi van de klusjesman rammelen, dan nog maakt hem dat niet tot moordenaar van weduwe Wittenberg, benadrukt de Hoge Raad.
Behalve het bloed op de blouse van Wittenberg is het belangrijkste bewijs tegen Louwes een telefoontje op 23 september 1999, kort voor de moord op de weduwe. De boekhouder belde de weduwe kort voor haar dood. Het telefoontje is ’opgepikt’ door een zendmast vlak bij de woning van Wittenberg in Deventer. Dus Louwes was in de buurt.
Louwes zelf heeft altijd beweerd dat hij op de bewuste avond niet in Deventer was, maar op de A28 bij ’t Harde reed. Zijn telefoontje naar Wittenberg zou door atmosferische omstandigheden zijn ’overgewaaid’ naar de paal in Deventer. Het gerechtshof heeft die theorie als onwaarschijnlijk van de hand gewezen. De Hoge Raad billijkt dat oordeel.
Saillant detail is dat Louwes heeft beweerd dat hij op 23 september 1999 om 19.15 uur uit Utrecht is vertrokken en omstreeks 21.00 uur thuiskwam in Lelystad. Het gerechtshof in Den Bosch zet daar vraagtekens bij en heeft vastgesteld dat die verklaring „onvoldoende steun” vindt in verklaringen van Louwes’ vrouw en dochter. Een tikkeltje vilein merkt de Hoge Raad op dat het „opmerking verdient” dat Louwes nimmer in opstand is gekomen tegen die opvatting van het gerechtshof.
Ernest Louwes komt naar verwachting in april 2009 vrij. Dan heeft hij de straf uitgezeten die het gerechtshof in Den Bosch hem in 2004 oplegde voor de moord in 1999 op de Deventer weduwe Jacqueline Wittenberg. Louwes kreeg twaalf jaar gevangenisstraf.
Een deel van de opgelegde straf heeft Louwes al in voorarrest uitgezeten. Verder is het gebruikelijk dat een veroordeelde in aanmerking komt voor vervroegde invrijheidsstelling, na twee derde van de straf te hebben uitgezeten.
Sinds december zit Louwes in een traject dat hem in fasen meer vrijheid geeft, waardoor hij kan terugkeren in de maatschappij. Overdag werkt hij bij een bedrijf en ’s avonds gaat hij terug naar zijn cel, aldus zijn advocaat Knoops.
“Deventer moordzaak niet heropend”