„Ramp dreigt in Hoorn van Afrika”
In de Hoorn van Afrika dreigt een nog grotere hongerramp dan in Zuidelijk Afrika.
Door de tegenvallende neerslag lijkt de oogst in Ethiopië dit jaar ongeveer 20 procent lager te zullen uitvallen dan vorig jaar. Ook de boeren in Eritrea staan voor een erg mager jaar. Als de voedselhulp aan die twee landen niet wordt opgevoerd, krijgen daar in de lente van volgend jaar naar schatting 15 miljoen mensen te maken met honger.
De bevolking in de twee landen is zo arm dat de minste tegenslag verschrikkelijke gevolgen kan hebben, waarschuwt het Famine Early Warning Systems Network (FEWS), een dochterorganisatie van het officiële Amerikaanse hulpagentschap USAID.
Ook in Zuidelijk Afrika zouden ongeveer 15 miljoen mensen door voedselschaarste worden bedreigd, als ze geen internationale hulp krijgen. De droogte heeft de oogst er nog veel erger toegetakeld dan in de Hoorn van Afrika, maar de bevolking in Zuidelijk Afrika is rijker en daardoor veerkrachtiger. Bovendien is er een dynamische privé-sector aanwezig die snel voedsel begint in te voeren als er tekorten optreden. In Ethiopië is de privé-sector zo goed als afwezig. Volgens het Famine Early Warning Systems Network dreigen tegen maart volgend jaar 14 miljoen Ethiopiërs te weinig te eten te hebben. Vooral op de hoogvlaktes in het oosten van het land is er te weinig regen gevallen, waardoor de gewassen op de akkers er maar mager bijstaan. Omdat het nu oogsttijd is, kunnen de meeste boeren de komende maanden nog wel zonder hulp doorkomen. Het aantal Ethiopiërs dat voedselhulp nodig heeft, zal waarschijnlijk slinken van de huidige 7 miljoen tot 4 miljoen in december. Maar tegen maart 2003 zullen veel mensen door hun voorraden heen zijn, waardoor het aantal hongerlijders snel kan oplopen tot 14 miljoen.
In buurland Eritrea, dat slechts 3 miljoen inwoners telt, zullen volgens het Wereldvoedselprogramma (WFP) in 2003 één miljoen mensen voedselhulp nodig hebben. Onlangs waarschuwden het WFP en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) dat de graanoogst er dit jaar maar 15 procent van de nationale behoefte zal dekken, vergeleken met 40 tot 50 procent in andere jaren. Nick Maunder van het FEWS klaagt dat het moeilijk is om donoren warm te krijgen voor het opvoeren van de noodhulp aan Ethiopië. Volgens hem speelt daarin donormoeheid mee. Eritrea heeft zelfs in goede jaren voedselhulp nodig, en de inwoners van beide landen worden bij elke nieuwe droogteperiode armer en dus minder weerbaar. Dat is ook voor de donorlanden ontmoedigend. Illustratief voor de stemming bij de donors is volgens Maunder de weifelende houding van de Europese Unie om met meer hulp voor de Hoorn over de brug te komen. Die aarzeling heeft al tot een boze reactie van zeven grote hulporganisaties geleid.
Volgens Maunder doet ook de dreigende oorlog met Irak de aandacht van de internationale gemeenschap voor de Hoorn van Afrika verslappen.Tijdens de vorige droogteperiode in de Hoorn van Afrika van 1999 tot 2000 viel de respons van de donorlanden op de oproepen van de hulporganisaties tegen omdat Ethiopië en Eritrea op dat moment oorlog voerden met elkaar. Aan dat conflict kwam in 2000 een einde, maar de gevolgen zijn nog altijd voelbaar. Grote groepen vluchtelingen zijn nog niet naar hun woonplaatsen teruggekeerd. Sommige akkers zijn onbruikbaar omdat er mijnen liggen. Duizenden soldaten zijn nog niet gedemobiliseerd, zodat hun vrouwen er op de velden alleen voorstaan.
Hulporganisaties geven toe dat het gevaar bestaat dat Ethiopië en Eritrea helemaal gewend raken aan ontwikkelingshulp en zich niet meer voldoende inspannen om zelf het nodige te produceren. De hulpverleners proberen er daarom voor te zorgen dat de noodhulp alleen gaat naar mensen die van honger zouden omkomen of in absolute armoede terechtkomen als ze geen hulp krijgen.