Minister twijfelt aan terreurwetgeving
KOPENHAGEN - De Deense inlichtingendienst onthulde deze week plannen voor een moordaanslag op de spotprenttekenaar Kurt Westergaard. Twee jaar geleden tekende Westergaard een van de meest schokkende cartoons van de profeet Mohammed. De maatregelen die de Deense regering neemt, roepen echter grote vraagtekens op.
Twee verdachten in de zaak zijn Tunesiërs die al jarenlang in Denemarken verblijven. Die worden nu zonder vorm van proces het land uit gezet. De eerste dagen riep dit nauwelijks weerstand op. Maar inmiddels gaat toch de vraag klemmen of met dergelijke maatregelen de rechtszekerheid niet volledig op losse schroeven is komen te staan.Aanvankelijk werden de twijfels slechts geuit door enkele juristen en ’verdwaalde’ parlementariërs aan de rand van het politieke bestel. Maar donderdag schaarde niemand minder dan de minister van Integratie zich bij dit koor. De liberale bewindsvrouw Birthe Ronn Hornbech heeft hardop van haar reserve tegen de uitwijzingsregels blijk gegeven. Deze zijn na de aanslagen op 11 september 2001 vastgelegd in aangescherpte antiterreurwetgeving.
Voor de twee verdachte Tunesiërs houdt dit in dat ze ongeacht hun verblijfsvergunning moeten vertrekken, omdat ze de staatsveiligheid in gevaar brengen. Een derde verdachte -van Marokkaanse afkomst- kan blijven, omdat hij Deens staatsburger is.
Deze verdachte is bovendien vrijwel onmiddellijk na zijn arrestatie weer op vrije voeten gesteld om de eenvoudige reden dat de inlichtingendienst geen enkel concreet bewijs had dat er inderdaad plannen waren opgezet om Westergaard om het leven te brengen. De inlichtingendienst heeft ook volmondig toegegeven dat de actie tegen het trio in de stad Aarhus puur en alleen uit voorzorg is uitgevoerd.
De bedoelde uitwijzingspraktijk, waarbij de verdachten geen mogelijkheid hebben om het besluit door een rechter te laten toetsen, is destijds door een Kamerbrede meerderheid aanvaard. De concrete toepassing op de twee Tunesiërs werd vlak na de actie van de inlichtingendienst ook door een al even brede meerderheid binnen en buiten het parlement toegejuicht. De bezwaren van de juristen kregen dan ook aanvankelijk weinig ruimte in de enorme publiciteit. Daarin klonk nog vooral de opluchting dat de inlichtingendienst kordaat ingreep en escalatie wist te voorkomen.
De eerste nauwelijks opgemerkte juridische bezwaren hebben echter niet alleen betrekking op het gebrek aan rechtszekerheid. Voorwerp van kritiek is ook dat de verdachten moeten worden uitgeleverd aan een land als Tunesië, waar marteling en doodstraf geen uitzondering zijn. Tevens vragen juristen zich af of een moordaanslag op één persoon inderdaad gevaar voor de staatsveiligheid oplevert.
Uiteindelijk komt de hele gang van zaken erop neer dat de inlichtingendienst alle buitenlanders, wanneer dat zo uitkomt, op het vliegtuig kan laten zetten. De enige voorwaarde is dat de minister van Justitie ermee akkoord gaat.
Minister Ronn Hornbech heeft er donderdag aan herinnerd dat ze als gewoon Kamerlid die bedenkingen zelf ook al had in 2002, bij de behandeling van de antiterreurwet, hoewel ze toen niet tegen heeft gestemd. Als bewindsvrouw knoopte ze daar donderdag de conclusie aan vast dat het beter is dat een onafhankelijke instantie uitwijzingen toetst.
Met die visie oogst Hornbech echter bij de overige ministers geen instemming en evenmin bij de regeringspartijen. Ook de sociaaldemocratische oppositie weet van geen wijken ten aanzien van de uitwijzingsbevoegdheid van de autoriteiten. De sociaaldemocratische fractie stelde „dat een administratief verleende verblijfsvergunning ook weer administratief moet kunnen worden ingetrokken.”
Vicepremier Bendt Bendtsen reageerde (bij afwezigheid van de premier) geprikkeld op de openlijke kritiek van een minister. „De regels staan vast. We moeten onze inzet tegen terrorisme niet verzwakken.” In de visie van de viceregeringsleider is de vrees dat de inlichtingendienst maar wat aanrommelt en zonder reden allerlei mensen in de kraag vat, volledig ongegrond.