Buitenland

Giscard: Sceptici ondervertegenwoordigd

De eurosceptici zijn ondervertegenwoordigd in de conventie die zich bezint op de toekomst van de Europese Unie. „Dat klopt”, erkende donderdag de voorzitter van dat forum, Giscard d’Estaing, toen hij die constatering kreeg voorgelegd.

A. A. C. de Rooij
4 October 2002 08:46Gewijzigd op 13 November 2020 23:51

Als we de uitslagen van opiniepeilingen mogen geloven, heerst er ten aanzien van het verenigd Europa onder de burgers veel meer terughoudendheid dan de afgevaardigden naar voren brengen in die denktank. De grote politieke families, zoals Giscard ze aanduidt, hebben daarin de overhand. Dat zijn de christen-democraten en de socialisten. Die zetten bij de beraadslagingen -en dat zullen ze ook doen bij de besluitvorming- in op een ontwikkeling in de richting van een verdere integratie.

Gijzelen zij in feite het debat?, luidt de vraag van een europarlementariër. De Fransman antwoordt: „Zij leveren een sterke inbreng, maar zij kunnen niets afdwingen. Het proces verloopt ingewikkelder. We mogen het gewicht dat zij in de schaal leggen niet negeren, maar de uitkomst zal niet afhangen van alleen hun opvattingen. Bij de afwegingen spelen ook anderen een belangrijke rol.”

Sinds eind februari is de zogeheten conventie in bedrijf. Tot nu toe zijn de leden ervan elke maand twee dagen voor een plenaire vergadering in Brussel bijeen geweest. Donderdagmiddag en vanmorgen waren zij weer in de gelegenheid om hun standpunten te ventileren, ditmaal onder meer over het thema subsidiariteit. Sommigen reiken heel praktische ideeën aan, anderen schetsen in hun bijdragen aan de gedachtewisselingen visionaire vergezichten.

Het gaat om een gezelschap van 105 personen. Ze zijn aangewezen door de nationale parlementen en regeringen, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Behalve de vijftien huidige EU-landen participeren ook de kandidaat-lidstaten volledig in de discussies.

De opdracht van de conventie luidt voorstellen te formuleren voor een drastische herstructurering van de Unie, opdat die straks in uitgebreide samenstelling slagvaardig en op een voor de burger doorzichtige wijze kan functioneren. Het draait om de vraag welke beleidsaangelegenheden op Europees niveau thuishoren en wat daarbij de bevoegdheden zijn van de verschillende instellingen.

Valéry Giscard d’Estaing, die tussen 1974 en 1981 het presidentschap van Frankrijk bekleedde, kwam donderdag naar de constitutionele commissie uit het Europees Parlement om een overzicht van de stand van zaken te geven. Inhoudelijk had hij niet veel te melden. Daarvoor is het te vroeg. Hij beperkte zich tot de procedurele aspecten en verder riep hij alle betrokkenen op toch vooral flink te investeren in het project, teneinde dat te laten uitgroeien tot een succesvolle missie.

De werkzaamheden verkeren nog steeds in hoofdzaak in de fase van openhartig en vrijblijvend meningen spuien en goed naar elkaar luisteren. Inmiddels zijn er werkgroepen gevormd die specifieke terreinen nader onder de loep nemen. Het wachten is op officiële teksten met een aanzet tot conclusies.

Het uiteindelijke resultaat moet volgens Giscard zijn „een grondwettelijk verdrag.” Een grondwet mag het niet heten, want dat ligt te gevoelig voor met name de Britten, die nu eenmaal traditioneel de Europese eenwording met de nodige reserves bejegenen. Eind oktober hoopt de voorzitter een beschrijving te presenteren van de onderwerpen die in dat document aan de orde komen. Vanaf begin volgend jaar volgt de invulling.

Wat betreft het tijdpad, het is de bedoeling ongeveer halverwege 2003 klaar te zijn. Giscard: „We streven naar een kwaliteitsproduct. Dan vind ik een of twee maanden langer geen probleem. Het ideale schema voorziet erin dat wij ons werk vóór de zomer afronden en dat vervolgens in de tweede helft van het jaar -maar daarover beslissen niet wij- de igc plaatsvindt.”

Igc is de afkorting van intergouvernementele conferentie. Dat begrip heeft betrekking op de onderhandelingen tussen de overheden van de lidstaten over een verdragswijziging. De conventie treft alleen de voorbereidingen, daarna zijn de regeringen aan de beurt om, met daarbij het vereiste van unanimiteit, de knopen door te hakken. Zij hebben het laatste woord.

Giscard d’Estaing ziet het als zijn taak om binnen het forum dat onder zijn regie opereert een zo grote mate van consensus te realiseren dat er een ontwerpverdrag uit de bus rolt waar de presidenten en premiers niet of nauwelijks omheen kunnen. Hij wil ervoor zorgen dat de voorstellen aanvaardbaar zijn voor de IGC, zodat er geen ellenlange besprekingen meer nodig zijn tussen de EU-landen. „Daarom moeten we ons realistisch opstellen”, benadrukt hij.

Hij weet nog niet of de conventie een tekst zal afleveren met daarin een afgeronde visie of dat zij op bepaalde gebieden keuzemogelijkheden aanreikt. Verder vertelt hij: „We zullen in ieder geval ook kond doen van de standpunten van minderheden die voldoende representatief zijn.”

Het voormalige staatshoofd liet zich donderdag, hoewel daartoe uitgedaagd, niet verleiden tot een beschouwing over zijn persoonlijke kijk op Europa. Hij volstond met de opmerking: „Ik definieer de EU als een unie van Europese staten die zeer nauw hun politiek op elkaar afstemmen en die op federaal vlak bepaalde bevoegdheden coördineren.” En voorts: „Zij blijft voor mij een systeem met een driehoekskarakter. Ik wil alledrie de instellingen, de Commissie, de Ministerraad en het Parlement, hervormen en versterken.” Wie weet, horen we in de komende maanden wat dat in de praktijk allemaal inhoudt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer