Blanke boer houdt balletje nog rollend
MASVINGO (ANP) - Als de Zimbabwaanse overheid hem voor zijn grond een redelijke vergoeding zou bieden, zou hij vandaag nog vertrekken. Maar dat zit er niet in. De 78-jarige Johan Vorster probeert, tien jaar na de voor hem desastreus verlopen landhervorming, zo goed en zo kwaad mogelijk door te boeren op wat over is van zijn vleesveebedrijf. Hij behoort tot de laatste 230 blanke boeren die nog actief zijn in het straatarme Zimbabwe.
Het kilometers lange zandpad naar de boerderij van Vorster vereist enige stuurmanskunst. Als gevolg van de regens van de afgelopen tijd zijn er veel diepe kuilen ontstaan. Maar het egaliseren van de toegangsweg zal moeten wachten tot er weer diesel verkrijgbaar is voor de trekker, zegt Vorster.De boerderij van Vorster en zijn zoon Jan (46) in de zuidelijke provincie Masvingo besloeg ooit 7000 hectare. Na het landhervormingsprogramma van president Mugabe is daar nog maar 4000 hectare van over. Een gebied vol dor struikgewas ter grootte van Schiermonnikoog. De resterende 3000 hectare is door de overheid toegewezen aan honderd Zimbabwaanse gezinnen. „Daar hebben we geen enkele vorm van compensatie voor gekregen”, aldus Vorster.
Naast de legale nieuwkomers zijn er 33 illegale gezinnen naar zijn land getrokken. Langs het toegangspad zijn tientallen kleine ronde hutten met rieten daken verrezen. Vrijwel ieder gezin heeft een kraal met een aantal runderen.
Voor deze keuterboeren speelt de schaarste aan diesel in elk geval geen rol. Ze bewerken hun akkertjes met de hand of met een door ossen getrokken ploeg. Op de versnipperde lapjes grond staan kwijnende mais- en katoenplanten; het gevolg van onkunde van de nieuwe boeren, maar ook van schaarste aan middelen in het door inflatie geteisterde land.
Vorster, die vijftig jaar geleden uit Zuid-Afrika immigreerde, treurt over het verval van de landbouwsector. Er waren ooit 6000 blanke boeren actief in Zimbabwe, met vele tientallen miljoenen runderen. Met de export van rundvlees, mais en graan waren zij belangrijk voor de economie van het land. „Nu zijn bijna alle blanke boeren geëmigreerd of met het bedrijf gestopt. De vleesveestapel is gekrompen tot hooguit 300.000 stuks.”
Als de nieuwkomers, de meesten voormalige strijders zonder boerenachtergrond, nu hun best zouden doen hun bedrijfjes tot bloei te brengen, zou Vorster er nog vrede mee hebben gehad. Maar het botte vandalisme dat hij ervaart, doet zeer. „Ze hebben de 26 kilometer grensdraad van onze omheining afgehaald. Waterpompen en pijpleidingen zijn vernield en een flink deel van onze vleesveestapel is gestroopt”, verzucht hij. Ook het meeste wild is inmiddels opgegeten. „Hier liepen tientallen zebra’s, giraffen en koedoes. Nu mogen we blij zijn als we nog een rooibokkie zien.”
De 300 runderen die hij nog houdt, zijn een schamel restant, erkent de boer. Maar verbitterd wil Vorster, met goedmoedige ogen twinkelend achter zijn bril, niet zijn. „We proberen het balletje nog aan het rollen te houden. Moet ook wel, want zodra we het bedrijf stoppen, zijn we het kwijt.”
Vorster doet zijn best de broze verhoudingen met het lokale bestuur en de immigranten goed te houden, helpt ze zelfs af en toe met drinkwater en voedsel. „We hopen zo ver te komen dat men ons eigendom weer respecteert.”
Er is zelfs weer ijzerdraad besteld om de 4000 hectare grond te omheinen. Het plan is ook de vleeskoeien te verkopen en inheemse buffels te houden. Deze zwarte dieren met hun imposante horens zien er behoorlijk woest uit. Dat maakt de kans dat ze gestroopt worden weer kleiner, redeneert Vorster.