Buitenland

Mensenrechten China niet gediend met softe aanpak

APELDOORN - ”Deze zomer geen Nederlandse sporters naar de Olympische Spelen in Peking”. Met deze slogan probeert de Nederlandse cabaretier Erik van Muiswinkel de Nederlandse politiek en sportwereld warm te krijgen om een daad te stellen tegenover de aanhoudende schending van mensenrechten in China. Van sporters kreeg Van Muiswinkel vooralsnog weinig bijval. Maar dat de Haagse politiek zo’n oproep naast zich neerlegt? Ook dat is niet verrassend, gezien het softe mensenrechtenbeleid dat Europese en andere westerse landen de afgelopen twintig jaar hebben gevoerd.

25 January 2008 10:14Gewijzigd op 14 November 2020 05:29

De Duitse sinoloog Frédéric Krumbein schreef in het laatste nummer van China Aktuell, het Duitse vakblad voor sinologen, een bijdrage onder de titel ”Die Auswirkungen der westlichen Mensenrechtspolitik auf die Mensenrechtslage in China”. Zijn conclusie? Dat die ”auswirkungen” vrijwel nihil zijn geweest omdat Europa en het Westen al sinds het begin van de jaren ’90 zijn overgegaan op een softe benadering van de Chinese autoriteiten.Dat het helemaal niet best gesteld is met die mensenrechten, is ook voor Krumbein helder. Hij onderscheidt vier gebieden van mensenrechten en toetst eerbiediging ervan aan de hand van rapporten van Amnesty International, van Human Rights Watch en van de Verenigde Naties. Als het gaat om foltering en mishandeling van gevangen is er sprake van wijdverbreide toepassing in China - vooral tegen leden van etnische en religieuze minderheden. Vrijheid van godsdienst, van meningsuiting en van geweten is anno 2008 eerder af- dan toegenomen. Verder is er in China nog altijd sprake van grootschalige toepassing van de doodstraf - tussen de 7000 en 10.000 keer per jaar. Kwalijk is dat vooral omdat ook economische delicten tot de doodstraf kunnen leiden. Bovendien is de rechtspleging voorafgaand aan zulke vonnissen doorgaans allerbelabberdst.

Als laatste noemt Krumbein de erkenning van internationale mensenrechtenverdragen. Daarvan heeft China er twee ondertekend, maar volgens de Duitse sinoloog was dat vooral om tactische redenen en: onder druk van het Westen in de tijd dat een harde opstelling nog wel kon.

Van een harde westerse houding was nog wel sprake direct na het neerslaan van de studentenopstand in juni 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking. Prompt werd een wapenembargo afgekondigd (dat nog steeds van kracht is), financiële hulpprogramma’s werden gestaakt, en hoge Chinese overheidsfunctionarissen waren niet meer welkom in een aantal landen. Maar de meeste maatregelen waren snel daarna (in 1990 en 1991) alweer van tafel.

Iets langer hielden de zogenaamde „kritische resoluties” in de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens het uit. Deze commissie vergadert ieder jaar in Genève, en de ruim vijftig deelnemende landen kunnen daar publiekelijk notoire schenders van mensenrechten aan de kaak stellen door zo’n resolutie aan te nemen. Alleen in 1995 slaagde een groep westerse landen erin op die manier China te blameren. Daarna wisten de Chinezen keer op keer het westerse kamp uiteen te drijven (van de VS hadden de Chinezen sowieso geen last meer; die waren uit de commissie verdwenen). Het gevolg was dat „sinds 1998 de EU, Australië en Canada geen kritische resoluties meer hebben aangenomen.”

Als alternatief bleef over: de dialoog met China, door afzonderlijke landen of groepen van landen - iets waar Peking uiteraard ook zelf meer voor voelde omdat dit achter gesloten deuren gebeurt en dus nauwelijks gezichtsverlies oplevert. Nog altijd zitten jaarlijks of halfjaarlijks hoge ambtenaren uit de EU en uit andere landen aan tafel met Chinese ambtenaren om de mensenrechten in China te bespreken. Het is het enig overgebleven instrument van het Westen om iets van China gedaan te krijgen. Of dat laatste ook gebeurt? Krumbein meldt dat het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken speciale „dialoogexperts” in dienst heeft voor dit soort sessies, waarbij jaar in jaar uit steeds „dezelfde antwoorden op kritische vragen worden gegeven.”

Krumbein noemt in zijn bijdrage een aantal redenen waarom het westerse mensenrechtenbeleid jegens China zo goed als heeft gefaald. In de eerste plaats komt dat doordat de westerse wereld niet consequent en gemeenschappelijk beleid heeft gevoerd. Op zijn beurt heeft China die onderlinge verdeeldheid uitgebuit door „positieve” staten lucratieve handelsverdragen aan te bieden -zoals Frankrijk in 1997- en voor investeerders uit kritische landen juist de deur dicht te houden (Denemarken in datzelfde jaar).

Een tweede oorzaak is al even genoemd: het Westen ging over van een confrontatiepolitiek naar een meer softe coöperatieve aanpak. Reden daarvan is weer een verschuiving in prioriteit: mensenrechten spelen in het Westen een ondergeschikte rol vergeleken met economische en strategische belangen.

Een andere reden voor westerse zwakte is dat China veel onaantastbaarder is geworden vanwege zijn toegenomen politieke, economische en militaire macht. Het opleggen van sancties, of het politiek isoleren van China is daardoor een stuk lastiger geworden. Daar komt bij dat China een proactief mensenrechtenbeleid is gaan voeren. Het land promoot zichzelf als beschermer van mensenrechten „op een Chinese manier.” ”Mensenrechten met Chinese kenmerken” zijn ook het thema van de bijna vijftig ”White Papers” die de afgelopen jaren door Peking zijn uitgebracht. Sinds 1993 kent China zelfs een eigen denktank op dit terrein: de China Society for Human Rights Studies.

Een laatste reden voor de westerse zwakte is volgens Krumbein dat Peking enkele belangrijke tactische concessies heeft gedaan, waardoor het westerse critici de wind uit de zeilen heeft genomen. Zo ondertekende China twee VN-verdragen - het ICESCR, het internationale verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, en het ICCPP, het internationale verdrag inzake politieke en burgerrechten.

Kan de dialoog achter gesloten deuren nog iets goeds opleveren als het gaat om Chinese naleving van mensenrechten? Krumbein denkt van wel, mits er aan enkele voorwaarden wordt voldaan. In de eerste plaats: westerse landen moeten gezamenlijke criteria hanteren voor het houden en evalueren van zulke dialogen. Verder: niet alleen Chinese ambtenaren, ook vertegenwoordigers van de Chinese wetenschap en samenleving dienen aan te schuiven. Last but not least: landen moeten weer bereid zijn een dialoog af te kappen, om vervolgens weer kritische resoluties binnen de VN-mensenrechtencommissie te voor te stellen. Alleen dan raken ze China op een gevoelige plek: zijn internationale reputatie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer