Nederland wil kosten EU-lidmaatschap beperken
Nederland is binnen de EU duur uit en in de toekomst dreigt het financiële plaatje alleen maar te verslechteren. Daarom probeert de regering in het debat over de uitbreiding van de Unie afspraken te maken die een beperking van de landbouwuitgaven waarborgen.
Recent gepubliceerde statistieken van de Europese Commissie bevestigen het weer eens: ons land levert relatief een forse bijdrage aan de kas in Brussel. Het nadelig verschil tussen het totaal van enerzijds ontvangsten uit en anderzijds afdrachten aan die pot reikte in 2001 tot 2,26 miljard euro. Dat stemde overeen met 0,54 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
Alleen voor Duitsland zag in absolute getallen het beeld er nog ongunstiger uit. De Bondsrepubliek moeten we aanmerken als -met ruime voorsprong- de belangrijkste sponsor van het verenigd Europa. Het saldo van de oosterburen bedroeg 6,95 miljard euro. Maar omdat hun economie de onze qua omvang ver overtreft, was dat gelijk aan slechts 0,34 procent van het bbp. Frankrijk, de andere hoofdrolspeler binnen de club van vijftien, betaalde netto niet meer dan 0,14 procent.
Spanje is de voornaamste netto-ontvanger. Het verdiende vorig jaar 7,74 miljard euro aan het lidmaatschap ofwel 1,24 procent van het bbp. In relatieve zin spant echter Griekenland de kroon, met maar liefst een overschot van 3,50 procent (4,51 miljard euro). Andere lidstaten die in budgettair opzicht fors profiteren van hun participatie in de Unie zijn Ierland en Portugal.
Minister van Financiën Hoogervorst heeft recent laten weten dat vanaf 2007, als de volgende meerjarenbegroting van de EU in werking treedt, de nettocontributie mogelijk oploopt tot 1,1 procent. De extra kosten, die vooral veroorzaakt worden door de aansluiting van de vroegere communistische naties, raamt hij voor die periode op jaarlijks zo’n 1 miljard euro.
De gemeenschap beschikt over twee mechanismen om een herverdeling te bewerkstelligen: het landbouwbeleid en het regionale beleid. Die terreinen nemen samen ongeveer 80 procent van alle uitgaven voor hun rekening.
Aan het agrarische front komt Nederland er bij de bestemming van de subsidies bekaaid af doordat hier sectoren dominant zijn die het met weinig of geen steun uit Brussel moeten stellen, zoals de tuinbouw en de varkenshouderij. Van alle directe betalingen slokt Frankrijk 5,8 miljard euro op, terwijl wij slechts 167 miljoen incasseren.
De cohesie- en structuurfondsen, het tweede instrument, zijn erop gericht de economische achterstand van minder welvarende gebieden terug te dringen. Het ligt voor de hand dat de rijkere lidstaten via die kanalen nauwelijks middelen krijgen toegeschoven. Een en ander verklaart dat het saldo voor de schatkist in Den Haag sterk negatief uitpakt.
Hieruit mogen we overigens niet concluderen dat we dan maar beter geen lid van de EU zouden kunnen zijn. We praten bij de vermelde cijfers alleen over de budgettaire aspecten. Daarnaast zijn er de baten in de macro-economische sfeer. Daarbij denken we aan de moeilijk te kwantificeren voordelen die voortvloeien uit de eenheidsmarkt en de gezamenlijke munt voor de handel en de investeringen en daarmee voor de groei van het nationaal inkomen.
Toch zal het tegen de achtergrond van het bovenstaande niet verbazen dat Nederland zich inspant om het prijskaartje dat aan de uitbreiding hangt, zo laag mogelijk te laten zijn. De Europese Commissie stelt voor ook de boeren in de aantredende lidstaten directe inkomenssteun toe te kennen. Het begint voor hen met 25 procent van het bedrag dat hun collega’s in het westelijk deel van het continent ontvangen. Daarna klimt het stapsgewijs tot 100 procent; in het jargon aangeduid als infasering.
Nederland is daar tegen. Het vormt bij die opstelling een coalitie met Duitsland, Groot-Brittannië en Zweden. Deze partners zullen, zo luidt voorlopig hun standpunt, alleen instemmen met dit royale gebaar als er tegelijk de afspraak komt dat de desbetreffende vergoedingen voor alle agrariërs, zowel in de EU in de huidige als in de toekomstige samenstelling, geleidelijk worden afgeschaft, de zogenaamde uitfasering. Geen infasering zonder uitfasering, is het motto.
De plannen van de Commissie brengen tot en met 2006 geen aanvullende financiële lasten met zich mee. Zij passen binnen de uitgavenplafonds die voor de lopende periode in 1999 in Berlijn zijn vastgelegd. De problemen dienen zich pas na die tijd aan. In 2006 moet er een akkoord uit de bus rollen over de nieuwe meerjarencijfers. De vier genoemde landen pogen alvast een voorschot te nemen op die begrotingsonderhandelingen. Zij streven naar de garantie dat ze zich straks niet geconfronteerd zien met een verdere stijging van de netto-afdrachten.
Of dat lukt, valt te betwijfelen. De meeste lidstaten, met Frankrijk als de grootste profiteur van de landbouwuitkeringen voorop, wensen thans niet te praten over ingrijpende hervormingen voor de boeren. President Chirac benadrukt die discussie pas te zullen aangaan bij het beraad over het budget vanaf 2007. Tegelijk wijst niets erop dat Nederland en zijn compagnons als uiterste consequentie van hun stellingname een veto durven en willen uitspreken over de uitbreiding. Dus beschikken zij in het debat niet over sterke papieren.
Minister Veerman (Landbouw) besefte dat toen hij enkele weken geleden een koerswijziging aankondigde. Dat kwam hem echter op een reprimande van premier Balkenende te staan. Het kabinet floot de bewindsman terug. Het houdt voorlopig vast aan de oorspronkelijke inzet.
Op 24 en 25 oktober besluiten de EU-leiders tijdens een top in Brussel met welk aanbod de Commissie op het punt van de inkomenssteun het finale overleg met de kandidaat-lidstaten ingaat. Staatssecretaris Nicolaï (Europese Zaken) acht het denkbaar dat Nederland een voorbehoud maakt als zijn opvatting wordt genegeerd. Dat lijkt overigens van weinig betekenis als bijvoorbaat duidelijk is dat de regering in december, bij de definitieve beslissing over de uitbreiding, toch geen blokkade zal opwerpen.
Intussen probeert Duitsland met Frankrijk een compromis te bereiken. Nu de verkiezingen achter de rug zijn, heeft Schröder weer ruimte om te bewegen en om zaken te doen. Als hij het met Chirac op een akkoordje gooit en bijvoorbeeld een toezegging binnenhaalt over de eigen netto-contributie na 2006, raakt Nederland in een geïsoleerde positie. Den Haag speelt hoog spel en riskeert straks door de knieën te moeten.