Met Operatie Babylon ging Israël de Amerikanen voor
Niet Amerika, maar Israël heeft een van de spectaculairste preventieve aanvalsacties tegen Irak op zijn naam staan. Operatie Babylon heette de geheime aanval op een kernreactor in aanbouw in Irak, in de zomer van 1981. Na de geslaagde verwoesting van de reactor huilden de Amerikanen mee met iedereen die deze „agressie” veroordeelde. Sinds kort hebben de Amerikanen zelf de preventieve aanval tot militaire doctrine verheven.
Zondag 7 juni 1981, op een zonovergoten middag, stijgen 24 Amerikaanse straaljagers van het type F-15 en F-16 op van de Israëlische luchtmachtbasis bij Beersheva, zo beschrijft voormalig Mossad-agent Victor Ostrovsky het begin van de operatie in zijn boek ”By Way of Deception”. Tweeëntwintig toestellen zijn uitgerust met Sidewinder-raketten, lasergeleide bommen en gewone dumpbommen. Hun doel is de in aanbouw zijnde Osirak-kerncentrale in Irak.
Terwijl de vliegtuigen hun ruim 1000 kilometer lange tocht beginnen -grotendeels over vijandelijk gebied- wachten de toenmalige premier, Menachim Begin, en zijn ministers in spanning af hoe de actie zal verlopen.
De straaljagers hebben merkwaardig gezelschap. Vlak onder hen vliegt namelijk een burgervliegtuig van het type Boeing 707 mee, in de kleuren van Aer Lingus, de Ierse leasemaatschappij, die in de Arabische wereld aardig wat klanten heeft. Wat lijkt op een onschuldig verkeersvliegtuig is in werkelijkheid een Israëlisch tanktoestel voor de straaljagers.
Ook voor camouflage is gezorgd. Een op verre afstand meevliegend radarvliegtuig houdt de jagers op de hoogte van koers en situatie en vernietigt bovendien alle signalen van zoekende radars vanaf vijandelijk gebied. De radars van de bommenwerpers zijn uitgeschakeld.
Nadat ze het Iraakse luchtruim zijn binnengevlogen, worden de jagers door de Boeing bijgetankt, waarna het toestel van Aer Lingus met een grote bocht snel terugkeert, begeleid door twee jagers. Voor de overige 22 toestellen zal het grote werk weldra beginnen. Na geruime tijd zo laag mogelijk te hebben gevlogen om aan de Iraakse radars te ontkomen, schieten de toestellen bij het naderen van de centrale als raketten omhoog, om vervolgens een voor een op de centrale af te duiken.
De Iraakse luchtverdedigers staan perplex als binnen enkele minuten 22 straaljagers zomaar uit het niets tevoorschijn komen, de centrale platbombarderen en vervolgens weer pijlsnel vertrekken.
Drie uur na hun vertrek uit Beersheva keren de toestellen terug op hun basis. De klus is geklaard. Rond zeven uur bericht generaal Rafael Eitan aan premier Begin dat Operatie Babylon is voltooid en dat alle toestellen veilig zijn teruggekeerd.
Daarmee was een eind gekomen aan een Israëlisch plan dat jarenlang was voorbereid. De informatie die de piloten nodig hadden om de centrale doeltreffend uit te schakelen, was jarenlang zorgvuldig verzameld en geselecteerd door de Israëlische geheime dienst.
Wat Israël beschouwde als een daad van zelfverdediging werd door de hele wereld veroordeeld als een daad van agressie, die indruiste tegen het recht op zelfverdediging zoals vastgelegd in artikel 51 van het VN-handvest. Ook de Verenigde Staten hekelden de actie. Bij monde van VN-ambassadrice Jane Kirkpatrick steunden de Amerikanen zelfs een VN-motie die de actie veroordeelde.
Inmiddels heeft Washington geleerd dat een ”pre-emptive strike” wel degelijk een legitiem middel is om de eigen staatsveiligheid te bewaren. En opnieuw zal Irak dat als eerste aan den lijve ondervinden.