Buitenland

„Globalisering maakt zending meer dan ooit nodig”

GOES - „De wereld is een dorp geworden. In deze tijd van globalisering moet het zendingswerk meer dan ooit op onze harten gebonden zijn. Weegt de nood van zielen op reis naar de eeuwigheid voldoende in ons leven? Het zijn onze medereizigers.”

Kerkredactie
19 November 2007 10:45Gewijzigd op 14 November 2020 05:17

Dit zei ds. G. J. N. Moens zaterdag in de Sionskerk te Goes. Hij sprak op de jaarlijkse ambtsdragersconferentie van de Gereformeerde Gemeenten, georganiseerd door het deputaatschap diaconale en maatschappelijke zorg (in samenwerking met de deputaatschappen zending, bijzondere noden en Israël). Het conferentiethema was ”Geroepen tot over de grenzen, zending en diaconaat”.De predikant uit Meliskerke merkte op dat de zendingsopdacht voortvloeit uit het welbehagen des Heeren. „Vanuit het welbehagen wordt er een gemeente verkoren tot het eeuwige leven. In het middelaarswerk van Christus ligt de grond van de zaligheid van de Zijnen, uit Jood en heiden. Het toepassend werk van de Heilige Geest werkt het Woord onwederstandelijk in de harten van de Zijnen.”

Ds. Moens, lid van het deputaatschap voor de zending, zei meer dan eens onder de indruk te zijn geweest van een bezoek aan het zendingsveld. In 2001 bezocht hij de synode van de Gereja Jemaat Protestan di Indonesia (GJPI), in het centrale bergland van Papoea. „Als je na een lange reis in de kerk van Wamena de afgevaardigden Psalm 118 hoort zingen -uiteraard in het Indonesisch, maar in onze berijming-, is dat erg ontroerend. Dat Woord van vrije genade wordt gebracht tot de einden der aarde. Zulke ervaringen doen je des te meer overtuigd zijn van de noodzakelijkheid van de zending.”

Het werk op een zendingsveld verloopt meestal in een aantal fasen, zei ds. Moens: de pioniersfase (waarin het Evangelie voor het eerst wordt gebracht), de opbouwfase (waarin kerkplanting, Bijbelvertaalwerk en theologische kadervorming centraal staan), de overdrachtsfase (waarin steeds meer verantwoordelijkheden worden overgedragen aan de kerk die uit het zendingswerk ontstaan is), en de zelfstandigheidsfase (waarin de jonge kerk wel zelfstandig is, maar nog hulp ontvangt van de moederkerk).

Vooral in Papoea en Izi bevindt het werk zich in de laatste fase. „Het is niet zelden een worsteling hoe nieuwe verhoudingen moeten worden ingevuld. Er is een correspondentieband met deze kerken. We bezoeken elkaars synodes, we nemen acht van elkaars leer, eredienst en kerkregering.”

Op dit vlak liggen ook vragen. Ds. Moens: „Hoe geven we gestalte aan steun aan het theologisch onderwijs? Hoe gaan we om met de vraag van zendingspredikanten om voor te mogen gaan op de kansels in Nederland? Dat vraagt nadere doordenking, zoals bleek op de generale synode in september.”

In het zendingswerk kunnen situaties ontstaan waarbij het om uiteenlopende redenen nodig is om samen te werken met een andere kerk die daar al zendingswerk doet. „Al verloopt zo’n samenwerking op zichzelf vaak positief, soms blijkt toch dat een meer zelfstandige koers van onze zending nodig is om te komen tot het ontstaan van een kerk van werkelijk gereformeerd belijden”, zei de predikant. „Wezenlijk voor een kerk van gereformeerd belijden is dat wordt verkondigd dat de mens totaal verdorven is door de zonde, dat God de Zijnen heeft uitverkoren tot het eeuwige leven, dat Christus is gestorven voor de Zijnen en dat Hij voor hen bidt, en dat de Heilige Geest onwederstandelijk gesloten zondaarsharten opent.”

Wie is tot deze dingen bekwaam? „De Heere Zelf maakt bekwaam. Het is voor iedere zendingswerker nodig om bevindelijk te weten van het werk Gods in het eigen hart, om bevindelijk te weten van de drie stukken, ellende, verlossing en dankbaarheid. Arbeiders in de wijngaard dienen persoonlijk kennis te hebben van het wonder van Gods genade.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer