Iraanse hoofdstad is een stad met twee gezichten
TEHERAN - De winkels liggen er vol met westerse popmuziek en films. De nieuwste films zijn er gewoon verkrijgbaar. Jonge vrouwen kuieren er door de straten, hip gekleed en hun hoofden nauwelijks bedekt, arm in arm met hun vriendjes; net zo modern gekleed en met snelle kapsels.
Dit is het welgestelde Noord-Teheran, waar geestelijken zeldzaam zijn en de inwoners relatief vrij. Het is dan ook in dit deel dat er met argusogen gekeken wordt naar Irans groeiende isolement van de rest van de wereld. Iets zuidelijker echter, in een aftands overheidsgebouw vlak bij het regeringscentrum, waar een ambtenaar van de oude stempel spreekt over zijn afkeer van het Westen en de zegeningen van de islamitische revolutie, en nog verder, in de arme wijken, ligt een heel ander Teheran.Het is de paradox van het hedendaagse Teheran - een stad en een bevolking met een verrassend kosmopolitisch karakter, heel anders dan het heersende westerse stereotype wil doen geloven. Maar met een ultraconservatieve regering die haar macht wil laten gelden en geen duimbreed toe wil geven aan het Westen.
Modern of traditioneel, de Iraniërs hebben één ding gemeen: een sterk gevoel van nationale trots en een hunkering naar respect van de rest van de wereld, wat bovendien versterkt wordt door de notie dat de hele wereld zich momenteel juist tegen Iran heeft gekeerd.
„De wereld begrijpt ons niet”, zegt Shahryar Eivazzadeh, een it’er van begin dertig die in Noord-Teheran werkt. „Veel jonge Iraniërs hebben misschien een afkeer van de huidige machthebbers, maar ze huiveren bij de gedachte van een aanval van het Westen.” Over de internationale kritiek op Iran zegt hij: „Niet alles is zo slecht hier. Zo eenvoudig is het niet.”
Het sterk ontwikkelde nationalisme onder de Iraanse bevolking stamt voor een deel uit de oorlog met Irak, een periode waar de staatsmedia nog vaak en gepassioneerd aan refereren, onder meer met dramatische beelden van huilende moeders en heroïsche soldaten. Dergelijke beelden worden door Iraanse leiders ingezet om het gevoel te versterken dat het land omringd is door gevaar. Zelfs de hoogopgeleide Iraniërs zijn van mening dat hun land zich internationaal gezien in een slechte buurt bevindt, met onvriendelijke Arabische landen als buren en Israël dichtbij, en dat het land zichzelf tegen hen moet wapenen. Maar los van deze verbondenheid voelt Teheran vooral aan als een verdeelde stad.
De huidige president, Mahmud Ahmadinejad, won veel stemmen in de armere zuidelijke wijken met zijn roep om de inkomsten uit de olie-industrie eerlijker te verdelen. Tot dusver is daar echter maar weinig van terechtgekomen. Zowel onder zijn eigen achterban in het zuiden als in het meer mondaine noorden groeit de afkeer, maar om heel verschillende redenen. De ochtend na Ahmadinejads recente toespraak op de Amerikaanse Columbia University zei een Iraanse kantoormedewerker van middelbare leeftijd lachend tegen zijn collega: „We kunnen maar beter niet weten (wat hij zei, red.). We verdienen zo’n kerel niet.”
Hoewel de inwoners van Noord-Teheran zich nog steeds relatief vrij kunnen bewegen, een erfenis van het bestuur van de hervormingsgezinde president Mohammad Khatami eind jaren ’90, heeft Ahmadinejad toen hij in 2005 aan de macht kwam de teugels flink aangetrokken. De laatste maanden worden vrouwen zelfs op straat aangehouden als zij hun hoofden niet volledig bedekt hebben.
Ondanks het strengere regime is het noorden nog steeds een toevluchtsoord voor de rijkeren op zoek naar wat vertier. De kapsalons worden druk bevolkt door jongens die zich een moderne coupe laten aanmeten, nieuwsgierig gadegeslagen door de passerende meisjes. Uit autoradio’s klinkt muziek van voor de islamitische revolutie van 1979, toen de inwoners van dezelfde wijken, veelal aanhangers van de sjah, westerse kleding droegen en aten in fastfoodrestaurants. In Teheran, een metropool van 9 miljoen mensen, is naar schatting 60 procent jonger dan 25 jaar, dus geboren na de revolutie.
In openluchtcafés in het heuvelachtige noorden van Teheran praten de families onder meer over de verkeersdrukte, de rantsoenering van benzine en de huizenprijzen die in angstvallig tempo stijgen. Sarcastische opmerkingen over de president gaan over en weer over tafel. Men heeft schijnbaar geen angst te worden afgeluisterd. Ook worden er tips uitgewisseld voor het openen van een bankrekening in Dubai, nu de Verenigde Staten Europese en Aziatische banken onder druk zetten om transacties met Iran te staken.
In het zuiden van Teheran lopen de vrouwen ondertussen nog in allesverhullende zwarte gewaden. Hier kijken de beeltenissen van ayatollah Khomeini en van de huidige hoogste geestelijk leider, Ali Khamenei, op de mensen neer.
Een Iraanse ambtenaar en vertrouweling van Khamenei, Hossein Shariatmadari, beschrijft de relatie tussen Iran en de VS als een onoverkomelijke ideologische strijd tussen de islamitische theocratie en een plunderend, arrogant Amerika. Is het niet Irans atoomprogramma, dan is er volgens hem wel iets anders waarom de VS Iran zullen aanvallen. „We willen gewoon de controle houden over onze eigen hulpbronnen, onze eigen zaken regelen”, zegt hij. „De Amerikaanse regering begaat een vergissing als ze Iran bedreigt. Ze snapt Iran gewoon niet.”