Dat deelde minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie vrijdag mee na afloop van het wekelijkse kabinetsberaad. Verbetering van de inburgering was een van de belangrijkste elementen uit de speerpunten (pijlers) van het kabinetsbeleid.De bewindsvrouw wil de eerstkomende twee jaar gebruiken om de kwaliteit van de inburgeringscursussen op te vijzelen. Op dit moment slaagt nog niet de helft van de deelnemers voor de examens. Daarom moet de kwaliteit van de docenten verbeteren. Dat is een verantwoordelijkheid voor de gemeenten.

Vogelaar wil verder dat gemeenten ook de inburgering gaan combineren met participatie. Dat kan op vele manieren. Via scholing, een baan, een stage, vrijwilligerswerk of ontmoetingen met mensen uit de buurt kunnen de allochtonen dan spelenderwijs de Nederlandse taal en gewoontes leren. Op dit moment combineert 20 procent van de allochtonen de cursus met een andere activiteit. Vogelaar wil dat de gemeenten dit percentage opkrikken naar 80 procent.

Om deze doelstellingen te bereiken, wil de minister met de gemeenten een inburgeringsakkoord sluiten. In het akkoord wordt ook geregeld dat er slechts twee categorieën mensen zijn die onder de Wet inburgering vallen. Onder de eerste categorie vallen mensen die verplicht cursussen moeten volgen. Voor de tweede categorie mogen de gemeenten zelf beslissen of mensen lessen nodig hebben. Op dit moment zijn er veel meer categorieën. Dat leidt tot veel bureaucratische rompslomp.

Als de kwaliteit van de cursussen is verbeterd, moeten de gemeenten inzetten op vergroting van het aantal deelnemers. Maar Vogelaar zal zich niet verzetten als gemeenten daar eerder mee willen beginnen.

Met haar voornemens, die zijn opgenomen in het Deltaplan Inburgering, houdt de minister de grote lijnen van de Wet Inburgering, die door het vorige kabinet werd ingediend en die 1 januari in werking trad, overeind. Krachtens wet zijn nieuwkomers en oudkomers verplicht om voor 270 euro cursussen te volgen. Daarna moeten zij een inburgeringsexamen afleggen.