Twintigduizend moorden op je twaalfde
DEN HAAG - Wie zich nog afvraagt of het verstandig is het mediagedrag van zijn kinderen in de gaten te houden, hoeft daar niet langer over te piekeren. In het vanmiddag gepresenteerde boek ”Mediageweld en kinderen” staat het zwart-op-wit: „Het toepassen van begeleiding lijkt een zeer effectieve methode, omdat deze gepaard gaat met minder schadelijke effecten bij kinderen.”
Echt vrolijk stemt het nieuwste boek van psycholoog Peter Nikken, mediadeskundige en werkzaam bij het Nederlands Jeugdinstituut, niet. Neem alleen al het gegeven dat Amerikaanse kinderen rond hun twaalfde jaar -dus aan het eind van de basisschool- gemiddeld al 20.000 moorden en nog eens 100.000 andere geweldsacties via de media hebben waargenomen. Dat zijn nu niet bepaald cijfers om rustig bij achterover te gaan leunen.Natuurlijk hebben critici gedeeltelijk gelijk dat het in Nederland allemaal zo erg nog niet zal zijn. Maar als al in de jaren ’80 uit onderzoek bleek dat vier op de vijf dramaproducties die de Nederlandse omroepen uitzenden gewelddadig zijn, dan hoeft ook in Nederland niemand zich af te vragen of kinderen hier minder ingrijpende beelden te zien krijgen.
In zijn boek zet Nikken alle onderzoeken over mediageweld op een rijtje. Dat zijn er inmiddels heel wat. Maar de conclusies van alle studies wijzen dezelfde richting uit: niet alleen komt geweld in het televisieaanbod frequent voor, mediageweld versterkt ook agressieve gevoelens bij kinderen.
Bioscoopfilms
Toch blijkt uit de inventarisatie van de auteur van ”Mediageweld en kinderen” dat er nog veel braakliggend terrein is. Zo is het onderzoek naar de hoeveelheid geweld in bioscoopfilms relatief spaarzamelijk. Wel zijn er volgens Nikken aanwijzingen dat in de afgelopen jaren zowel de hoeveelheid geweld in bioscoopfilms als de intensiteit van die geweldacties is toegenomen. „Desalniettemin zijn er ook tal van films zonder geweld”, benadrukt de auteur.
Ook zijn er nog nauwelijks gegevens over de mate waarin geweld op internet voorkomt, stelt de medewerker van het Nederlands Jeugdinstituut in zijn jongste pennenvrucht. „Net als in de andere media zijn gewelddadige inhouden in groten getale op internet te vinden en in principe via enkele muisklikken bereikbaar. Dankzij de moderne media voor kinderen en jongeren is het nu mogelijk om zelf gewelddadige media-inhouden te produceren en distribueren.”
Daarnaast hebben wetenschappers nog relatief weinig onderzoek verricht naar de motivaties van kinderen en jongeren om geweld in de media op te zoeken, schrijft Nikken. „Er zijn wel diverse theorieën opgesteld om de aantrekkingskracht van het mediageweld te verklaren. Deze gaan uit van aangeboren fascinatie, regulatie van plezierige gevoelens, angstbeheersing, sensatie zoeken en het aanpassen aan de sociale normen en de groepsdruk.”
Videogames
Nikken is een voorzichtig man. Volgens hem is geen enkele methode in staat onomstotelijk te bewijzen dat mediageweld kinderen schaadt. Wel blijkt uit onderzoeken dat de relaties tussen de confrontatie met mediageweld en gedragseffecten vooral zijn gevonden bij televisiegeweld en recentelijk ook bij geweld in videogames. „Elk onderzoek heeft zijn beperkingen. De overwegende trend van de uitkomsten van alle studies tezamen maakt het wel aannemelijk dat er aan de confrontatie met mediageweld door minderjarigen serieuze risico’s kunnen kleven, zowel op korte als op lange termijn.”
„Een storing bij de provider of in de netwerkkaart van de pc thuis is haast net zo ongemakkelijk als wanneer er geen water uit de kraan stroomt”, concludeert de auteur. „Veel kinderen in de bovenbouw van de basisschool hebben al een eigen televisietoestel, een eigen mobieltje en een eigen videogame console. Met deze ingrijpende verandering van het media-aanbod en de toegankelijkheid daartoe is de media-opvoedingstaak van ouders er niet makkelijker op geworden.”
Nikken pleit voor meer en structureel onderzoek naar de effectiviteit van mediaopvoeding door ouders, met name in gezinnen waar ouders minder geneigd zijn zich te buigen over de geschiktheid of schadelijkheid van mediaproducties voor hun kinderen. „De slag die nu gemaakt moet worden, is het zodanig informeren van de ouders dat zij hun kinderen zo optimaal mogelijk gaan begeleiden bij het mediagebruik, waardoor de risico’s op geweldeffecten worden verminderd.”