Rien Poortvliet in Japanse bergen
Diep verborgen in de bergen van de Japanse prefectuur Tottori, een goede dag reizen verwijderd van Tokio, ligt een uniek natuurmuseum. De gidsen in dit mooi opgezette museum zijn de oer-Nederlandse kabouters van Rien Poortvliet. Levensgroot. Samen met tientallen trollen, dwergen en wonderschone elfjes ontvouwen zij de geheimen van het Japanse bosleven.
Aan de voet van Hyosen, de op een na hoogste berg van West-Japan, ligt het natuurmuseum ”Het Weergalmende Woud”. In een prachtig natuurgebied, ver verwijderd van het stadsleven. De dichtstbijzijnde stad is een tocht van een uur met de trein en twintig minuten in de bus. Het glooiende berglandschap reikt zover het oog kan zien en is begroeid met een dik groen woud. De lucht ruikt naar grond en versgevallen regen. Ver weg roept een koekoek. Tientallen vogels vliegen over het lage dak.
Bezoekers van het museum lopen eerst de trap op naar boven. Door enorme ramen is de 1510 meter hoge Hyosen te zien. Het museum zelf ligt op 850 meter hoogte. Het indrukwekkende uitzicht is als het ware een voorproefje op wat achter de uitnodigende deur ligt. Eenmaal door deze deur opent zich een nagebouwd woud. Het is nacht en overal klinken de roepen van nachtdieren. Een halfuur later zal het bos een korte dag doormaken, en daarna weer een nacht.
Plotseling gaat er een spotje aan. Het licht trekt de aandacht naar een plek op een tak van een grote boom. En ja hoor, daar zit een echte Nederlandse kabouter van Rien Poortvliet. Blauw jasje, grote rode puntmuts, lange grijze baard. Zijn rechterarm gaat omhoog in een vriendelijke groet. Deze kabouter is de gids in dit betoverende woud. Hij verteld de bezoekers, voornamelijk ouders met jonge kinderen, over de geheimen van al het leven dat zich dag en nacht afspeelt in de bossen van Centraal-Japan.
Als bezoekers langzaam de glooiende helling aflopen duikt de kabouter steeds weer op. Hier zit hij lekker te schommelen aan een tak met een lief elfje gezellig dichtbij. De vleugeltjes van het elfje bewegen razendsnel. Een familie uiltjes vliegt door de lucht. Daar staat de kabouter op een boomstronk met paddestoelen, vlak voor een vos die een boom van zijn geur voorziet.
Elke keer gaat er een spotje aan en vertelt de kaboutergids iets nieuws. Bosgeheim na bosgeheim wordt verteld en zowel kinderen als ouders luisteren vol ontzag. Ergens huilt een kind in het duister van het bos bij nacht. „Mamma, ik ben bang!” klinkt het. „Stel je niet zo aan”, zegt een vrouwenstem. Het kind blijft doorhuilen.
Al snel wordt duidelijk wat het kind aan het huilen bracht. Uit het hoge gras lijkt een gevaarlijk uitziende trol naar de bezoekers toe te rennen. Hij ziet er niet vriendelijk uit. De helling draait langzaam rond het bos en plotseling lopen de bezoekers als het ware de grond in. Hier kunnen ze zien hoe wortels groeien en hoe mollen, insecten en wormen hun dag doorbrengen. Onze kaboutergids duikt plotseling op in een gat in de muur. Met een kaars in de hand. Hij verteld over de belangrijke rol van mollen in het woud. Bezoekers die naar boven kijken zien dat ze onder een rivier doorlopen. Ze kunnen de prachtig nagemaakte vissen van onderen bekijken.
De tunnel komt uit op een kabouterhuis. Rechts naast de deur van het huis staat een kist. Een orgel begint te spelen als het deksel wordt opgetild. Aan de muur hangt allerlei gereedschap en ski’s. Een kabouterkalender toont hoe druk de kabouters het iedere maand hebben. Kinderen rennen dolenthousiast naar een raam waar een konijn groter dan zijzelf verrast naarbinnen kijkt. „Kijk, mamma! Een konijn!” roepen ze.
Twee kabouterkindertjes in een kast lijken er niets van te merken. De een slaapt, de ander gaapt als een nijlpaard. Wellicht kijkt ze uit naar haar ontbijt, dat reeds staat te wachten op de grote tafel in het midden van de kamer. Dichtbij zit een enorme muis in een mandje.
De kinderen rennen alweer naar buiten. Ze hebben iets nieuws ontdekt: het ”Woudcircus”. Drie ruimtes vol met spelletjes waar nog meer kabouters en trollen allerlei bosgeheimen prijsgeven. Hoeveel wormen eet een mol per dag? Tel de fiches met tekeningen van wormen maar.
En kun je de insecten ontdekken tussen de bladeren? „Deze insecten zijn net als ninja”, legt de vriendelijke kabouter uit. „Ze kunnen zich overal verstoppen en je vindt ze nooit. Of wel misschien?” De kinderen beginnen verwoed te zoeken. Een kind dat er moeite mee heeft kijkt naar de achterkant van het display. Hier staat in een tekening aangegeven welke insecten waar zitten.
De kinderen vinden het geweldig. „Het konijn is mijn favoriet”, zegt de 10-jarige Manna. Zij, haar ouders en twee zusjes hebben een halve dag gereisd om het museum te bezoeken. „Als ik thuis zo’n groot konijn tegenkwam, zou ik heel erg schrikken.” Een man en een vrouw van in de vijftig zijn hier al voor de vijfde keer. Vandaag tonen ze hun favoriete museum aan gasten: twee jonge vrouwen. „Ik had de kabouters wel eens op de televisie gezien, maar ik wist niet dat ze Nederlands waren”, zegt een van hen. „Ze zijn een mooi symbool voor het bos.” „Het maakt de uitleg veel leuker”, legt de echtgenoot enthousiast uit. Hij is docent op een middelbare school. „De uitleg is door de kabouters veel gemakkelijker te volgen en brengt het bosleven dichterbij.” Dit zijn woorden die vice-directeur Nakamura laten stralen. „We willen mensen laten zien hoe belangrijk het bos is voor de natuur.” Dat Nederlandse kabouters daarbij kunnen helpen kwam als een verrassing.
Nakamura: „Ik had nog nooit van kabouters gehoord. Die bestaan niet in Japanse mythes en verhalen.” Het bedrijf Tanseisha uit Tokio introduceerde de kabouters bij de regionale overheid van Tottori en haalde hiermee de opdracht binnen om het museum in te richten. Tottori betaalt de nazaten van Rien Poortvliet 10.000 yen (meer dan 84.000 euro) om de kabouters dertig jaar lang te mogen gebruiken. Hij is heel tevreden met zijn gidsen. „Het is een heel mooie droomwereld. Een wereld uit sprookjes, echt heel bijzonder. Toen ik de kabouters voor het eerst zag was ik totaal verrast.”
Maar de kabouters en het museum zijn maar een klein onderdeel van de onderneming. Op de berghelling zijn ook een camping, verscheidene hotels en pensions te vinden en skipistes die in de winter grote groepen sportliefhebbers aantrekken. Jaarlijks komen hier zo’n 150.000 bezoekers. Een kleine 30.000 daarvan bezoeken het museum of doen mee aan de meer dan vijftig evenementen die het museum organiseert om mensen dichter bij de natuur te brengen. Vandaag staan twintig bezoekers te wachten om samen met vijf gidsen Hyosen te beklimmen. De gidsen vertellen tijdens de klim over de plaatselijke natuur en tonen fauna en flora. Tussen de wachtenden staat een gezin. Een van de kinderen vraagt aan haar moeder: „Mam, zien we buiten ook kabouters?”