„Forensisch instituut moet beter rapporteren”
DEN HAAG - Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) moet beter en duidelijker gaan rapporteren. Dat concludeert de nieuwe directeur van het NFI, Tjark Tjin-A-Tsoi. Hij heeft sinds vier weken de leiding over het instituut.
De laatste jaren is van verschillende kanten flinke kritiek op het functioneren van het NFI ontstaan. Dat terwijl het werk van dit instituut voor forensisch onderzoek daarvoor eigenlijk altijd onomstreden was. Voor Tjin-A-Tsoi is het werk dat zijn organisatie aflevert, echter nog steeds heel goed. „Maar het NFI moet leren omgaan met kritiek, we moeten niet alleen maar zeggen dat we het goed doen, we moeten het ook laten zien.”In de korte tijd dat hij nu de scepter zwaait, heeft hij gezien dat hij aan het hoofd staat van een unieke club mensen met „heel veel kwaliteit.” „Ze zijn daarnaast ook enorm bevlogen en hebben heel veel eergevoel om hun werk goed te doen. En dat leidt ook gewoon tot hele goede resultaten”, stelt de directeur vast. Hij wijst op de 170.000 onderzoeken die vorig jaar zijn gedaan. „Het aantal foutjes dat toen werd gemaakt, bleek enorm klein.”
Toch gaat het NFI een nieuwe fase in, meent Tjin-A-Tsoi. Feit blijft in zijn ogen ook dat het instituut niet meer onomstreden is, zoals tot enkele jaren geleden. De laatste jaren is het NFI een aantal keren in opspraak geraakt. Het instituut speelde onder meer een rol in de gerechtelijke dwaling in de zogenoemde Schiedammer parkmoord. Ook bekritiseren sommigen het werk van het NFI in de Deventer moordzaak.
Het beeld dat het NFI niet altijd goed meer in staat zou zijn om zijn werk goed te doen, verwerpt Tjin-A-Tsoi. „Het Nederlandse publiek kan erop vertrouwen dat wij onze onderzoeken uitstekend aankunnen”, benadrukt hij. Er schuilt volgens de directeur eerder gevaar in de rapportages die het NFI over ingewikkelde onderzoeken maakt.
Rechters hebben nog te vaak moeite met het goed interpreteren van dergelijke onderzoeken. Tjin-A-Tsoi vindt dat dit niet per definitie aan de rechters ligt, maar ook zeker aan het NFI zelf. „Er valt bij ons nog heel wat te verbeteren aan het op een goede juridische manier vertalen van ingewikkelde technische informatie.”
Het is dan ook een van de speerpunten van Tjin-A-Tsoi om de resultaten van technisch onderzoek die het NFI aan de rechters en het openbaar ministerie presenteert, toegankelijker te maken. Verkeerde conclusies van rechters kunnen grote gevolgen in een stafzaak hebben en in het ergste geval leiden tot een gerechtelijke dwaling, zoals de veroordeling van een onschuldig persoon.
Tjin-A-Tsoi benadrukt dat de rechterlijke macht, het OM en het NFI momenteel hard werken om de overdracht van NFI-informatie te verbeteren. „Wij proberen onze rapporten veel duidelijker te maken, om te voorkomen dat ze verkeerd worden begrepen”, vertelt hij.
Ook heeft de nieuwe directeur andere terreinen gezien, waarop het NFI zeker nog vooruitgang kan boeken. Volgens hem kan de bedrijfsvoering van het instituut efficiënter en kan de snelheid van het werk omhoog.
Een ander belangrijk punt is dat het NFI beter moet leren kijken naar wat „de klanten” willen. Een belangrijke klant van het NFI is de politie. Die moet meer op maat worden bediend dan tot nu toe het geval is, vindt Tjin-A-Tsoi.
Hij weet dat het regelmatig voorkomt dat de politie tijdens een bepaald onderzoek snel specifieke informatie nodig heeft. Bijvoorbeeld: is een bepaalde vlek een bloedvlek? „Het gebeurt dan nog te vaak dat we toch eerst het hele onderzoek voltooien, voordat we die specifieke informatie geven. Dat is niet goed. We zijn namelijk prima in staat om binnen snel voor de politie te kijken of het inderdaad om een bloedvlek gaat, zodat ze met dat gegeven alvast verder kunnen rechercheren.”
Tjin-A-Tsoi constateert verder dat er nog een gat bestaat tussen de technische mogelijkheden waarover het NFI beschikt en de capaciteit van de politie om daar optimaal gebruik van te maken. „We zijn steeds meer in staat om wat met heel kleine sporen te doen. Daarbij is het wel van groot belang hoe een plaats van een misdrijf wordt benaderd”, meent de NFI-directeur. „We moeten daarom met de politie aan de slag om te kijken hoe we het maximale rendement uit de aanwezige sporen kunnen halen. Ook op dat gebied valt nog wel wat te winnen.”
De voorman van het NFI vindt het, in tegenstelling tot zijn voorganger, goed dat er zich nu andere instituten in Nederland aandienen die ook forensisch onderzoek doen. „Dat houdt ons scherp. Bovendien bieden zij de kans voor een second opinion en daardoor een betere discussie bij de rechter. Dat komt de kwaliteit van de beoordeling van strafzaken ten goede en dat is dus in het belang van het hele strafrechtsysteem.”