Brede blik laat liefde voor eigen kerk onverlet
De radicaliteit van de zonde en de radicaliteit van de genade. Die twee polen wil ds. R. Kattenberg in zijn prediking beide beklemtonen. „Dat is een snaar die ook Kohlbrugge op zijn viool had. Daar zoek je naar. Het is verrassend om dan te zien dat bevinding als vanzelf uit de Schriften opkomt. Je moet geen schema’s over de tekst leggen.”
Zaterdag herdenkt ds. Kattenberg, die verbonden is aan de gereformeerde gemeente van Arnhem, dat hij 25 jaar in het ambt staat. Als de predikant met enkele kernwoorden die periode typeert, noemt hij Gods trouw, Gods zorg en Zijn goedertierenheid. „En dan heb ik het niet alleen over die tijdsspanne van een kwarteeuw. Het geldt zeker als je het op de geschiedenis van de kerk betrekt. Als je van de vroege Middeleeuwen tot op vandaag kijkt, zie je Gods trouw en goedheid.”
De predikant maakt de opmerking naar aanleiding van het jongste boek van prof. dr. A. de Reuver. Bijzonder daarin -„ik heb het nog niet helemaal uit”- vindt hij de lijn van Bernard van Clairvaux via Thomas à Kempis tot in de Nadere Reformatie. „Ik vind het ook heel treffend dat prof. De Reuver duidelijk maakt dat de Moderne Devoten een goed aanspreekpunt waren voor de Nadere Reformatoren.”
De predikant las bijvoorbeeld dat Teellinck heel wat van Thomas à Kempis heeft overgenomen en verwerkt. Zijn eigen oordeel over diens ”Navolging van Christus”: „Op den duur word je er moe van. Je mist het eikenhout van de Reformatie. Het element van de rechtvaardiging blijft onderbelicht bij à Kempis. Over de heiliging zegt hij prachtig mooie dingen, maar het kruis van Christus mis je te veel. En ik vind dat je daarnaar moet zoeken, welke tekst je ook hebt. Want dan heb je als predikant ook echt wat te zeggen.”
Desondanks concludeert ds. Kattenberg dat je binnen het bevindelijk denken daar in de romana iets van je eigen wortels terugvindt. „Dat was nieuw voor mij.”
Ds. Kattenberg ziet er de voortgaande lijn van Gods trouw in. „En in dat geheel kan ik kleine stukjes plaatsen die op een ander niveau liggen, maar die wel die zorg van God onderstrepen.”
Hij wijst dan op zijn standplaats Arnhem. „In de jaren twintig zijn er diensten geweest in de Eusebius waarbij mensen terug moesten vanwege de veelheid aan kerkgangers. Dan is het triest te bemerken dat er zo weinig van over is. Maar anderzijds zie ik Gods trouw hierin dat de gereformeerde gemeente in Arnhem een onderdeeltje is van de wereldwijde kerk.”
Ds. Kattenberg maakte in het verleden deel uit van het hoofdbestuur van de vereniging ”Protestants Nederland” en zit nu nog in het comité van aanbeveling. Daarnaast is de predikant lid van het, eveneens interkerkelijke, bestuur van de Willem de Zwijgerstichting. Verder maakte hij deel uit van het bestuur van de scholengemeenschap Guido de Brès en het Reviuscollege in Rotterdam. Enkele jaren was hij voorzitter. „Op enkele onderdelen na konden we met zijn allen door één deur. Was er maar méér band in het onderling verkeer.”
Dat „bredeblikaspect” heeft hij onder anderen van zijn opa van moeders kant. „Die was ouderling in de gereformeerde gemeente van Kampen en voer als turfschipper op Drenthe. Was opa in dat veengebied, dan ging hij daar naar de kerk, gereformeerd of hervormd. „Met de sacramentsopvatting van die dominee ben ik het niet eens”, zei hij dan, „maar onder het Woord was het goed.” Die brede blik is iets dat ik persoonlijk graag onderschrijf”, zegt ds. Kattenberg. „Maar het laat onverlet de liefde voor mijn eigen kerkverband.”
Roelof Kattenberg, op 17 april 1939 geboren in Rijssen, kwam via Lisse in Rotterdam terecht. Daar deed hij belijdenis bij ds. Chr. van Dam. „Van hem heb ik veel geleerd”, zegt ds. Kattenberg. „Hij had iets over zich van dat heel gunnende. Ds. Van Dam zei: „Ik neem er liever één te veel mee dan één te weinig.” En als anderen dat niet hebben, vind ik dat triest.”
Ds. Kattenberg probeert zelf in gesprekken met andersdenkenden de insteek altijd te nemen bij de punten waarop je elkaar kunt aanspreken. „Dat is mijn gedragslijn. In crisissituaties merk je ook hoe dat werkt. Kom je bij een gemeentelid in het ziekenhuis, zegt ze: „Die mevrouw daar in de hoek bidt ook.” De kerkelijke achtergrond speelt dan even niet. Er zijn crises genoeg. Wat dat betreft zou er meer herkenning kunnen zijn.”
„Ik heb ook in mijn predikantschap altijd gepoogd wat naar anderen te kijken. Je kunt in een kring gaan staan en alleen naar binnen kijken. Je kunt ook, en dat doe ik liever, om je heen kijken. Maar dat is duidelijk minder geworden, het zicht hebben op elkaar en het samen, vanuit een verschillende optiek, staan voor de zaak van het Koninkrijk van God.”
De predikant diende vier verschillende gemeenten: Lelystad (1977), Scheveningen (1983), Arnhem (1987), Vlissingen (1995) en sinds januari 2000 weer Arnhem. „Ik heb ze alle met liefde gediend”, zegt ds. Kattenberg. „Maar Lelystad, waar ik begon, heeft altijd een streepje voorgehad. Ik heb daar een soort pioniersperiode meegemaakt. In 1973 werd Lelystad zelfstandig, in 1976 was er een eigen kerkgebouw en in 1977 kwamen wij. De mensen die er kwamen wonen, heb ik opgezocht terwijl ze nog tussen de verhuisdozen zaten. Je had elkaar buitengewoon nodig. Het was een gemeenschap waar de Heere door Woord en Geest werkte. Ook in de diepte.”
Het hoogtepunt van zijn ambtsbediening -het was tegelijk het dieptepunt- is voor ds. Kattenberg dat hij de begrafenis van collega ds. D. Rietdijk mocht leiden. De vriendschap tussen hen, die 31 jaar zou duren, bestond al toen ze beiden nog in de accountancy werkten. „We werden op dezelfde avond bij ds. A. Vergunst in de kerkenraad gekozen. Toen hij wegviel, is er voor mij een groot gat gekomen.”
Binnen zijn eigen kerkverband zat ds. Kattenberg, eerst als lid en een jaar of zeven als voorzitter, in het deputaatschap algemeen kerkelijke zaken. Die functie heeft hij dit jaar neergelegd.
De predikant is haast van meet af aan (sinds 1978) met het jeugdwerk bezig. Tot nu toe is hij voorzitter van de sectie +16. „Dat heb ik altijd met veel plezier gedaan.” Op de vraag of de jeugd is veranderd, klinkt een luid en duidelijk ja. „Ze begroeten me nu met „Hallo”.”
Er zitten twee kanten aan de openheid die de laatste decennia is ontstaan, vindt ds. Kattenberg. „Enerzijds is er het negatieve aspect. Je ziet dat op alle terreinen van het leven en het is ook bij kerkelijke jongeren terug te vinden. Aan de andere kant zie je ook dat jongeren zich gemakkelijker inlaten met een ouderling of predikant. Dat is positief. Maar als ik moet kiezen tussen vroeger en nu, dan weet ik nog niet wat het beste is. Ondanks alle verandering zie je, getuige het boek van prof. De Reuver, echter het doorgaande werk van de Heilige Geest.”