„Na vijf minuten pief-paf is het weer rustig”
JERUZALEM - Martine van Wijk (36) is de enige Nederlandse die Nablus nog niet heeft verlaten. „Als er iets aan de hand is, zoek je dat deel van het huis op waar je niet geraakt wordt door een kogel die door het raam komt. En je wacht gewoon rustig af tot het weer stil wordt.”
De verpleegkundige woont inmiddels achtenhalf jaar in Nablus en ze voelt zich diep met de mensen verbonden. De hervormde gemeente in Aalburg zond haar uit naar het episcopale ziekenhuis in de stad, dat de plaatselijke Palestijnse bevolking dient. Ze leerde Arabisch op een school in Jordanië.Vrijdag bleef het rustig in de straten van deze stad op de Westelijke Jordaanoever, na een uiterst roerige donderdag. „Het straatbeeld is weer normaal”, zegt ze. „Hier en daar klinken nog wat knallen, maar tot zware vuurgevechten is het vrijdag niet meer gekomen.”
Donderdagavond was dat anders. Van Wijk was toen op bezoek bij een familie aan de westkant van de stad. Deze woont aan een hoofdweg waar bijna altijd leden van de Palestijnse politie staan. „Van het ene moment op het andere ontstond er een zwaar vuurgevecht. Vanuit het gebergte werd er geschoten. Ik heb geen idee wie precies op wie schoot. Het duurde drie kwartier, maar af en toe was het even rustig. Zodra het verkeer weer een beetje op gang kwam, ben ik samen met anderen weggevlucht. We moesten wel langs een hele colonne politiemensen en gewapende militieleden lopen die op straat stonden.”
Ze kan niet zeggen dat ze bang was. „Ik heb heel erge vuurgevechten meegemaakt in 2002 en 2003. Dat was het Israëlische leger tegenover het Palestijns verzet. Ik denk dat bij mij door de jaren heen het niveau van angst behoorlijk is verschoven. Het schieten duurt zolang als het duurt. Soms één uur, soms twee of drie uur. Hield het dan nog niet op, dan bracht ik de nacht gewoon door bij de mensen bij wie ik op bezoek was of in het ziekenhuis waar ik werk. Je weet best dat er een periode komt dat het weer rustig wordt.”
In de Gazastrook is de strijd tussen Fatah en Hamas in het voordeel van Hamas beslecht. In Nablus wonen de aanhangers van beide Palestijnse partijen door elkaar. Van Wijk weet dat de troepen van Fatah de afgelopen dagen de kantoren van Hamas hebben omsingeld, bestormd en leeggehaald. „Dan is het even vijf minuten pief-paf over en weer en dan is het weer rustig.”
Ze vindt het belangrijk deze dagen naast de mensen te blijven staan. „Ik ben samen met de lokale mensen door een heel moeilijk tijd gegaan. Ik weet wat ze hebben meegemaakt. Ik voelde de onzekerheid die ontstond door de invasie van het Israëlische leger en door de afsluitingen door het leger. De mensen zijn opnieuw onzeker. Nu staan ze misschien aan de vooravond van een burgeroorlog. Ze vragen zich af: Waar zijn we nog veilig, waar kunnen we nog heen? Ik heb altijd de keuze om weg te gaan. Zij hebben die keuze niet.
Wat me hier houdt, is dat ik de bevolking tot steun ben. De mensen hebben al zo veel meegemaakt. Hen in zo’n situatie achter laten, is emotioneel enorm moeilijk. Voor mezelf, maar ook voor hen.”
Van Wijk is ook betrokken bij het kinderwerk in Nablus. Dat betekent voor de kinderen heel veel. Om veiligheidsredenen ging de kinderclub gisterochtend niet door. Toch kwamen verschillende kinderen opdagen. Ze waren zeer verontwaardigd. Van Wijk: „Ze hebben de grens van hun angst verlegd. Het dringt niet meer zo goed tot hen door wat er momenteel gaande is en hoe ernstig de situatie is. Ze zijn zo gewend aan het geweld, het schieten en de chaos, dat een beetje meer of minder niets meer uitmaakt.”
Er zijn 700 christenen in Nablus, op een bevolking van 150.000 tot 200.000. Ze behoren tot vier kerken: de Grieks-Orthodoxe, de Grieks-Katholieke, de Rooms-Katholieke en de Anglicaanse Kerk. Het aantal christenen groeit niet meer. De hoogopgeleiden en de mensen met geld zijn in de loop van de jaren naar het buitenland vertrokken. De christenen die er nu nog zijn, zijn de ouderen en mensen die sociaaleconomisch in een zwakke positie verkeren. Ze hebben geen geld om te emigreren.
Van Wijk zegt dat het kerkelijk dan ook moeilijk is. „De kerken zijn klein. Ze hebben niet altijd geld om een priester te onderhouden. De Aglicaanse Kerk is al drie jaren vacant. Toen we nog een voorganger hadden, was dit een levendige gemeenschap met bijeenkomsten voor de jeugd en met Bijbelstudiegroepen. Dat is nu allemaal weg. Er is alleen nog de wekelijkse zondagsschool die door mij en de jeugd geleid wordt. We moeten altijd afwachten of de voorganger ondanks de militaire blokkades de stad in kan komen. De christelijke gemeenschap levert stukje voor stukje in, het kerkelijk leven brokkelt stukje voor stukje af.”