Alarm voor laatste bossen Cambodja
BANGKOK (AP) – De laatste resterende bossen in Cambodja worden in sneltreinvaart gekapt om de beurzen te spekken van ’s lands regerende elite, terwijl internationale donoren die de middelen hebben om hier iets aan te doen de andere kant op kijken. Dit wordt gesteld in een vrijdag gepresenteerd rapport van de non–gouvernementele organisatie Global Witness, die in 2005 het land werd uitgezet maar al twaalf jaar de houtkap in Cambodja op de voet volgt.
Simon Taylor, directeur van de in Londen gevestigde ngo, zegt dat Cambodja in wezen wordt leeggeroofd ten bate van ‘een kleine kleptocratische elite’, bestaande uit zakenlieden, hoge militairen, politiefunctionarissen en politici rond premier Hun Sen. ‘De bossen van Cambodja zijn het afgelopen decennium door deze maffia geplunderd terwijl het gewone volk daar niet of zeer weinig van heeft geprofiteerd’, aldus Taylor. Volgens Global Witness is de bevolking tweemaal het slachtoffer, omdat door de houtkap veel bosproducten, waaronder voedsel en medicijnen, alsmede belangrijke waterbronnen, zijn verdwenen.Wat Global Witness vooral dwars zit is het uitblijven van maatregelen door de Consultative Group on Cambodia, met onder meer Australië, de Europese Unie, Japan, de Verenigde Staten en de Wereldbank. De groep stelt jaarlijks 446 miljoen euro beschikbaar aan hulp, ongeveer de helft van de landelijke begroting, maar beperkt zijn kritiek tot het uiten van bezorgdheid, zegt Globall Witness.
Hun Sen doet geregeld, meestal voorafgaande aan een nieuwe ontmoeting met de groep, tal van beloften en trekt verder fel van leer tegen buitenlandse critici, zowel waar het de houtkap als de mensenrechten betreft. ‘De donoren hebben gefaald; zij hebben in wezen geen ruggengraat. De boodschap die Hun Sen van de donoren krijgt is dat het ze geen moer kan schelen’, concludeert Taylor.
De regering schortte in 2002 vergaande kapvergunningen van zowel binnen– als buitenlandse bedrijven op, maar ondernam niets toen de maatregel vervolgens op grote schaal werd omzeild. Regeringsfunctionarissen bleven illegale vergunningen afgeven aan vriendjes, soms in de vorm van ’economische landconcessies’, terwijl de strijdkrachten niet eens de moeite namen hun aanval op het bos te legitimeren, aldus Global Witness.
Brigade 70, het korps reservisten waaruit Hun Sen put voor zijn persoonlijke lijfwacht, is tevens ’s lands houttransportbedrijf. Het grootste houtbedrijf, de Seng Keang Company, staat onder leiding van Dy Chouch, een neef van de premier. De onderneming is vooral actief in Prey Long, het grootste resterende laaggelegen altijdgroene bos, in de centrale provincie Kompong Thom. De Seng Keang Company kreeg de vergunning van minister van landbouw Chan Sarun, zwager van een van de zakenpartners van het bedrijf die familie is van Ty Sokun, de directeur–generaal van de Dienst Bosbeheer en een adviseur van Hun Sen.
Ty Sokun bestempelde stafleden van Global Witness als ‘krankzinnige, onprofessionele mensen’, zonder enige kennis van bosbouw. Hij noemde hun rapportering bedrieglijk. Cambodja zou de afgelopen jaren juist meer bos hebben gekregen.
De Voedsel– en Landbouworganisatie van de VN (FAO) schat dat het land in de periode van 2000 tot 2005 29 procent van zijn primair tropisch bos heeft verloren en constateert dat de houtkap in alarmerend tempo doorgaat. Seng Kok Keang, die samen met Dy Chouch de leiding heeft van de Seng Keang Company, zegt dat de concessie in Prey Long legaal is verworven met het oog op de aanleg van een 6.200 hectare grote rubberplantage. Hij noemt de aantijgingen van Global Witness onaanvaardbaar en wijst beschuldigingen van de ngo van de hand dat hij zou hebben geprobeerd twee actievoerders tegen illegale houtkap in Prey Long te laten ombrengen.
ONDER EMBARGO tot 1 juni, 02.01 uur.