Libanees staakt-het-vuren verbroken
TRIPOLI (AP) – In Libanon zijn donderdagavond opnieuw gevechten uitgebroken tussen het leger en Fatah Islam–strijders die zich hebben verschanst in het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr el-Bared bij Tripoli. Daarmee leek na twee dagen een einde te zijn gekomen aan een wapenstilstand, maar na een minuut of twintig werd het schieten minder hevig en leek het leger nog geen aanstalten te maken het kamp binnen te trekken. De directe aanleiding van de schending was niet onmiddellijk duidelijk. Tot zonsondergang waren sporadische salvo’s het enige teken van geweld. Eerder donderdag had het leger het kamp omsingeld, maar bleef het op afstand om de opstandelingen de kans te bieden gehoor te geven aan het hun gestelde ultimatum: overgave of militair ingrijpen.
De Libanese premier Fuad Saniora liet donderdag weten dat er genadeloos zal worden afgerekend met de opstandelingen in het kamp. Daarmee rees de verwachting dat het leger het kamp zal bestormen, wat uit kan lopen op een bloedbad. Daarbij komt ook het risico dat het geweld over kan slaan naar een van de andere elf Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon.
Een andere optie is dat het leger zich ingraaft en volhardt in de belegering van het kamp. Ondanks het vuurgevecht was er donderdag nog geen concrete aanwijzing voor een van beide scenario’s. Volgens een verdrag uit 1969 is het de Libanese militairen niet toegestaan om de door Palestijnen gerunde kampen binnen te gaan.
De gevechten tussen het leger en strijders van Fatah Islam braken zondag uit en hebben aan tientallen strijders het leven gekost. Ook viel een onbekend aantal burgerslachtoffers. Naar schatting de helft van de 31.000 inwoners van het kamp is gevlucht. De meesten van hen hebben een onderkomen gezocht in het naburige vluchtelingenkamp Beddawi.
Donderdag verlieten opnieuw veel Palestijnen, vooral vrouwen en kinderen, het kamp. ‘Hoe vaak moeten we nog verjaagd worden?’ schreeuwde Nohad Abdel-Al. ‘Heb genade met ons! Heb genade met ons!’ zei ze tegen de Libanese troepen, terwijl ze een klein kind in haar armen hield. Haar man Bakri Abdel-Al zei dat hun huis is vernield en dat ze donderdag alsnog besloten te vertrekken, omdat ze hebben gehoord dat de strijd hervat wordt. ‘We hebben de hel gezien.’ In Libanon leven zo’n 400.000 Palestijnse vluchtelingen in kampen.