Coup van Fatah al-Islam in Nahr al-Bared
TRIPOLI - Een maand of tien geleden begonnen ze het kamp binnen te druppelen. Bebaarde mannen in gevechtstenue die openlijk wapens droegen. Lachen deden ze nauwelijks. En als ze al iets zeiden, was dat meestal om mensen die rookten of andere „zonden” tegen de islam begingen, terecht te wijzen.
Bewoners van het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr al-Bared en omringende wijken beschrijven de leden van de militante organisatie Fatah al-Islam, die al dagen slag levert met het Libanese leger, als diep religieus en teruggetrokken. Contact met de bewoners van Nahr al-Bared legden ze nauwelijks.Ibrahim Issa Dawud, een 42-jarige taxichauffeur die een tijdelijk staakt-het-vuren dinsdag aangreep om het kamp samen met zijn vrouw en zes kinderen te ontvluchten, zegt dat de militanten in kleine groepjes naar Nahr al-Bared kwamen. Het zijn volgens hem niet alleen Palestijnen, maar ook Libanezen, Pakistanen, Jordaniërs, Irakezen, Syriërs en Jemenieten. Dawud merkt op dat ze om het kamp binnen te komen langs Libanese legerposten bij de ingangen moesten.
„Hoe zijn ze binnengekomen? Zijn ze per parachute geland? Ze kwamen uit bepaalde landen en zijn tot het kamp toegelaten”, zegt hij. Volgens Dawud waren er aanvankelijk tussen de 100 en de 200 militieleden in het kamp, maar inmiddels zijn het er mogelijk meer dan 1000. Ze zijn zeer religieus, zegt hij. „Als vrouwen hen aanspraken, keken ze naar de grond.”
De Libanese leraar en imam Omar al-Eter, die vaak in Nahr al-Bared kwam om vrienden te bezoeken of boodschappen te doen, zegt dat de militanten niet werkten. „Ze gingen alleen naar de moskee en liepen rond met wapens. Maar ze hadden wel geld en betaalden altijd met Amerikaanse dollars.”
Al-Eter woont 2 kilometer van Nahr al-Bared. Net als veel andere Libanezen kwam hij er vaak om inkopen te doen bij de talloze handige kooplui die het kamp telt.
„Je vindt in het hele noorden van Libanon geen betere kooplieden dan in Nahr al-Bared”, zegt Al-Eter.
Een paar maanden geleden werd alles plotseling anders. De regering beschuldigde Fatah al-Islam toen van bomaanslagen die in februari in de buurt van de hoofdstad Beiroet werden gepleegd op enkele bussen waarbij drie doden en een twintigtal gewonden waren gevallen.
Direct na de aanslagen zette het Libanese leger controleposten op bij de ingangen van Nahr al-Bared en mochten de bewoners het kamp niet meer vrij in en uit. Libanezen lieten zich afschrikken door de veiligheidsmaatregelen en gingen het kamp mijden.
Mohamed al-Eter, een oom van Omar, zegt dat alles in het kamp anders is geworden door de komst van Fatah al-Islam. „Het was een soort coup. Ze namen het over van Fatah Opstand (een andere Palestijnse groep, SF), pakten hun wapens af en namen hun stellingen in. Toen begonnen ze het de bewoners van het kamp moeilijk te maken, door controleposten in te richten en mensen te gaan fouilleren.”
Hij zegt van andere bewoners te hebben gehoord dat de militanten soms oefeningen hielden aan de rand van Nahr el-Bared. „Maar dat heb ik zelf nooit gezien.”
Amina Alameddine, een 50-jarige Libanese, vertrok dinsdag met haar dochter, schoondochter en drie kleinkinderen uit haar huis aan de rand van Nahr al-Bared, nadat drie strijders zich op het dak hadden geposteerd. „Ik heb nog op ze ingepraat, maar ze reageerden niet. Eentje zei iets in klassiek Arabisch, maar ik verstond hem niet”, zegt ze. „We renden weg terwijl de kogels langs ons vlogen en tussen onze voeten neerkwamen. Ik hoorde hun zeggen dat ze naar de hemel zouden gaan als ze Libanese soldaten zouden doodschieten.”