Nederlands doet het goed op Berlijnse school
BERLIJN - Nederlands op de middelbare school in Duitsland. In de grensregio is dat vrij normaal, maar in Berlijn een beetje exotisch. „Het lukte me niet een hoge ambtenaar ervan te overtuigen dat in België niet alleen Frans wordt gesproken.”
Het eerste lesuur op een middelbare school in de voormalige West-Berlijnse diplomatenwijk Dahlem. Zo’n twaalf veertien- en vijftienjarigen druppelen het lokaaltje binnen. Het is nog vroeg.Aan de wand hangt een kaart van Nederland tussen 1815 en 1839 en posters van Brugge en ”kunst in Vlaanderen.” Achter in het lokaal staat een boekenkast met een dubbeldikke rij Nederlandse en vertaalde literatuur.
Het is vrijdag en de 9e klas van de Alfred Wegener Oberschule -niveau tussen mavo en havo- krijgt Nederlands. Leraar Norbert Look schotelt zijn leerlingen het weerbericht van Vlaanderen voor, van de dag ervoor.
Look doceerde altijd Engels, maar geeft sinds vier jaar ook Nederlands. Hij heeft zich de harde g eigen gemaakt en gebruikt zelfs vlekkeloos stopwoordjes zoals „maar ja”, „of zo” en „gewoon.” Wel heeft hij een Duits accent. Hij vuurt zijn leerlingen aan om hen over hun spreekangst heen te helpen: „Gewoon proberen.”
Zijn leerlingen krijgen geen gelegenheid om af te dwalen. Als een leerling stiekem probeert de volgende les voor te bereiden, maant hij gedecideerd: „Dat moet je gewoon niet doen.” Na de uitleg bij de video-opname, krijgen de leerlingen vijf minuten om zelf een kort weerbericht te schrijven.
„Ik ben waarschijnlijk de enige met lesbevoegdheid Nederlands in Berlijn”, zegt de boomlange veertiger. Ieder geval is hij de enige die Nederlands geeft op een middelbare school hier in het oosten van Duitsland. Opgegroeid in Kleef, over de grens bij Nijmegen, vond hij het logisch de taal van zijn westerburen te leren. Eerst op de middelbare school, daarna aan de universiteit, waar hij ook zijn lesbevoegdheid Nederlands haalde. Hij woonde enkele jaren in Vlaanderen en Nederland en ging toen in Berlijn als leraar aan de slag.
Terwijl in Noord-Rijnland-Westfalen en Nedersaksen, de deelstaten die aan Nederland grenzen, inmiddels zo’n 10.000 scholieren les krijgen in de buurtaal, is het voor de Berlijnse jeugd nog erg ver van hun bed. Dus begon Look met een naschools werkgroepje, en sinds vier jaar alweer biedt hij Nederlands als keuzevak aan. Met succes. Look: „Dit jaar zit de 9e vol, volgend jaar moet ik leerlingen naar andere keuzevakken doorverwijzen.”
De toeloop verbaast hem niet: „Waarom zou een scholier hier geen Nederlands kiezen? Iedere student die Nederlands aan de universiteit kiest, vindt daarna een baan.” Bij de Nederlandse ambassade waren ze wel verbaasd. Look: „Dat weerspiegelt jullie neiging om de Nederlandse taal niet belangrijk te vinden.”
De leerlingen hebben het Vlaamse weer onder handen genomen. „Een beetje leuk”, „een beetje bewolkt” en „een beetje fris” wordt het. Een creatieveling weet te melden: „Overmorgen sneeuwt het, maar ’s middags is het weer leuk.”
Onwetendheid
In de Duitse hoofdstad is meertalig onderwijs een trend en neemt het aanbod aan vreemde talen toe. Niet zo gek in een stad waar 30 procent van de kinderen uit internationaal ouderschap voortkomt. Des te frustrerender is het voor Look dat hij Nederlands slechts als keuzevak mag aanbieden, dus zonder examen af te nemen.
Twee jaar kunnen zijn leerlingen aan de taal wennen, maar na de 10e klas is het voorbij. De onderwijsambtenaren van Berlijn weigeren Nederlands als examenvak te erkennen. Nog te weinig leerlingen die het vak volgen, is hun repliek. „En daar baal ik van”, zegt Look in de pauze.
Hij beklaagt zich over de onwetendheid bij de plaatselijke overheid: „Niet zo lang geleden moest ik een hoge ambtenaar ervan overtuigen dat in België niet alleen Frans wordt gesproken. Het lukte me niet.”
Op de werkvloer heeft Look meer succes. Daarvan getuigt niet alleen de interesse van de leerlingen. Een naburig gymnasium heeft interesse om volgend schooljaar Nederlands voor de bovenbouw aan te bieden.
Het derde lesuur is de 10e klas aan de beurt. Look gebruikt nu het tv-journaal van de vorige avond.
Voor Lauitz (16) is Nederlands een logische keuze. Hij woonde een jaar in het Belgische Mol en geeft nu de antwoorden als de anderen er niet uitkomen. „Ik msn in het Nederlands met mijn vrienden daar.”
Voor Mandana (16) ligt het anders. Zij wilde graag een nieuwe taal leren, maar vond Frans bij nader inzien te moeilijk en schakelde toen om. „Nederlands is makkelijker”, meent ze.
In de zomervakantie wil ze met haar uitwisselingsvriendin naar Amsterdam. Ze twijfelt echter of ze haar taalkennis kan bijhouden als de les ophoudt. Want zonder eindexamen, „das bringt gar nichts”, behelpt ze zich met Duits.