”Brieven uit de dodencel” door Chinese censuur
PEKING (IPS) - Niemand weet precies hoeveel gevangenen er in de Chinese dodencel zitten en waarom ze de doodstraf hebben gekregen. De Chinese auteur Huan Jingting heeft 22 verhalen van een vroegtijdig beëindigd leven samengebracht in een beklijvend, maar weinig pretentieus boekje dat misschien net daarom door de mazen van de Chinese censuur is geglipt.
Huan zat op het einde van de jaren negentig zelf anderhalf jaar in de gevangenis na een veroordeling voor fraude. Omdat hij kon lezen en schrijven kreeg hij de opdracht testamenten te noteren van gevangenen in de dodencel.Bij die gelegenheid schreef hij meteen ook hun levensverhaal op. „Het werd een ervaring die mijn leven onherroepelijk heeft veranderd”, zegt Huan, „Ik ben er toleranter door geworden.”
Vaak won Huan het vertrouwen van zijn medegevangenen met sigaretten. Onder de ter dood veroordeelden leeft een hardnekkig bijgeloof dat wie in zijn laatste uren een sigaret krijgt aangeboden, pijnloos sterft en opnieuw wordt geboren in een goede familie.
”Brieven uit de dodencel” bevat de levensverhalen van 22 mannen en vrouwen die in de dagelijkse strijd om te overleven ergens een fout pad insloegen en na een crimineel verleden in de dodencel belandden. De verhalen zijn aangrijpend omwille van de zeldzame eerlijkheid waarmee deze mensen in de laatste uren van hun leven terugblikken op hun aardse bestaan.
„Het boek is bedoeld als een eerbetoon aan het menselijk leven”, zegt Huan. „Volgens mij is er niets dat meer nederigheid inboezemt dan dat.” De auteur wil naar eigen zeggen niet het debat over de doodstraf aanwakkeren of de sociale ongelijkheid in China aanklagen.
De aanleiding voor het boek is ook geen sensationele misdaad. Huan beschrijft op een meevoelende manier het leven van de criminelen en hij doet dat met een mengeling van reportagestijl en literair proza.
Neem nu de 19-jarige Wen Shou uit Chongqing in het centrum van China, ter dood veroordeeld wegens drugshandel. Het begon allemaal met een weinig scrupuleuze drugshandelaar die de naïeve jongeman een dure buitenlandse sigaret aanbood. „Wat een verschil met de goedkope Chinese sigaretten van de kraampjes op de markt”, dacht Wen toen. Het was het begin van een neerwaartse spiraal die eindigde in de dodencel.
De 20-jarige Liu Yuan, een kruimeldief van het platteland, bracht zijn jeugd door in heropvoedingskampen en vond geen werk in zijn geboortedorp. Hij trok naar de zuidelijke miljoenenstad Shenzehn en werd er opgemerkt door de baas van een modellenbureau, die wel wat zag in Liu’s ruige gangsterimago. Om zijn nieuwe, coole imago te bekostigen, werd Liu noodgedwongen een echte gangster.
De enige ter dood veroordeelden tot wie Huan geen toegang kreeg, zijn de hooggeplaatste ambtenaren die veroordeeld zijn voor corruptie en in een afzonderlijke afdeling zitten. De meeste portretten zijn van kansarme kleine criminelen. Zelfs de enkele moordenaars die aan het woord komen, worden voorgesteld als onoplettende slachtoffers van de omstandigheden.
„Liefste moeder”, schrijft de 20-jarige Ai Qiang, die vastzit voor roofmoord op een vreemdeling. „Ik hoop dat je niet lang zult rouwen en deze domme zoon van jou snel zult vergeten. Door mijn eigen domheid heb ik mijn leven vergooid en verlaat ik deze wereld. Ik hoop een betere zoon te zijn in het hiernamaals. Vaarwel.”
Auteur Huan gaat er prat op dat hij in zijn boek voor het eerst de menselijke kant laat zien van gevangenen die in China steevast worden afgeschilderd als geboren misdadigers. In China zijn meer dan zestig misdaden strafbaar met de dood, waaronder ook niet-gewelddadige vergrijpen als corruptie en belastingontduiking.
De Chinese overheid geeft geen statistieken vrij over het aantal executies. De mensenrechtenorganisatie Amnesty International registreerde in 2006 1770 executies, 80 procent van alle terechtstellingen in de wereld. Sommige Chinese experts schatten het ware aantal op 10.000 per jaar. Dezelfde experts geloven ook dat een meerderheid van de publieke opinie voorstander is van de doodstraf, als enige manier om zware misdadiger adequaat te straffen.