Slavernij als economische factor was inzet burgeroorlog
Slavernij was het allesoverheersende thema in de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezing in 1860. Een verkiezing die -zoals in het vorige artikel vermeld- werd gewonnen door de Republikein Abraham Lincoln.
Lincoln beschouwde slavernij als een „moreel kwaad.” Maar daar dachten veel van zijn landgenoten anders over. De afzonderlijke staten konden zelf beslissen of zij slavernij toestonden of niet. De noordelijke, geïndustrialiseerde staten van de nog jonge Amerikaanse statenbond waren tegen slavernij en hadden dit wettelijk vastgelegd. De economie van de zuidelijke staten draaide in de eerste plaats om het verbouwen, verkopen en exporteren van katoen. Slavenarbeid was hier een belangrijke factor, omdat deze slavenarbeid relatief erg goedkoop was.
Belastingen werden in die tijd nog niet geheven. De federale overheid ontving haar inkomsten door heffingen op geïmporteerde goederen. In het noorden een populair middel, omdat men met importtarieven tegelijkertijd ook de eigen industriële productie beschermde tegen goedkope buitenlandse concurrentie.
Het zuiden was minder enthousiast. Behalve katoen produceerde men daar verder weinig. De zuidelijke staten waren dus aangewezen op de import van allerlei goederen die door de heffingen duurder werden. Deze economische frictie tussen noord en zuid werd actueel toen de VS halverwege de 19e eeuw werden uitgebreid met een aantal nieuwe staten in het westen.
Historicus James McPherson licht toe: „De noordelijke staten wilden niet dat de slavernij zich ook in die staten zou manifesteren. Men was niet gediend van mogelijke uitbreiding van de concurrentie van goedkope slavenarbeid. Het thema werd politiek steeds actueler, tot Abraham Lincoln als uitgesproken tegenstander van slavernij in álle staten de presidentsverkiezing won.
Hij was nog niet eens aangetreden, toen verschillende zuidelijke staten al overleg begonnen over een „confederale afscheiding” van de Unie. Toen de Amerikaanse burgeroorlog uitbrak, benadrukte Lincoln dat het hem in de eerste plaats te doen was om het bijeenhouden van de jonge Unie. Maar feit blijft dat de overwinning vier jaar later van de Unie op de zuidelijke Confederalen ook het einde betekende van de slavernij in de Verenigde Staten”, aldus McPherson.
Het zal niemand verwonderen dat de Mississippi een belangrijke rol speelde in de burgeroorlog. Het handelsverkeer over de ”Grote Rivier” viel grotendeels stil tijdens de oorlogsjaren, maar de rivier was voor beide partijen belangrijk als aanvoerroute voor voorraden en natuurlijk ook voor troepen. Men stuit op vele plaatsen langs de rivier nog op stille getuigen van de burgeroorlog.
Wie bijvoorbeeld in het plaatsje Cape Girardeau in Missouri een hapje wil eten, komt al gauw terecht in het restaurant ”Port Cape Girardeau” pal aan de rivier. Al in de 19e eeuw was in dit pand een herberg gevestigd, behalve gedurende de burgeroorlog. Toen vorderde de noordelijke generaal -en legende- Ulysses Grant het gebouw en vestigde er zijn hoofdkwartier in. Tal van belangrijke militaire manoeuvres die uiteindelijk zouden bijdragen tot de zuidelijke nederlaag, werden in dit bescheiden gebouw gepland.
Grant kwam oorspronkelijk uit de omgeving van St. Louis, voordat zijn carrière hem in het westen deed belanden. Zijn boerderij White Haven, niet ver van St. Louis, wordt momenteel gerestaureerd. In zijn hoofdkwartier in Cape Girardeau plande Grant ook de confrontatie die de geschiedenis zou ingaan als de slag bij Vicksburg. De Confederalen hadden Vicksburg -de toenmalige hoofdstad van de staat Mississippi- stevig in handen. Tijdens de winter van 1862-1863 waren verschillende pogingen om hen daar te verdrijven jammerlijk mislukt. Vicksburg was belangrijk omdat de zuidelijke troepen vanuit dit stadje de Mississippi beheersten. De Unie was niet in staat troepen en voorraden via de rivier aan te voeren zolang de Confederalen vanuit het hooggelegen Vicksburg het maritieme verkeer over de rivier onder controle hadden.
In het voorjaar van 1863 besloot Grant tot een nieuwe strategie, in samenwerking met admiraal David Porter, die de marine in het zuiden aanvoerde. Grants troepen bevonden zich op de westoever van de Mississippi, even ten zuiden van Vicksburg. Het lukte Porter met zijn eenheden om de maritieme blokkade van de Confederalen te doorbreken en Grants troepen daarop van de westoever over te zetten naar de oostelijke oever.
Daar begon een bloedige confrontatie tussen beide troepenmachten. De zuidelijken onder leiding van generaal John Pemberton verloren geleidelijk terrein en trokken zich uiteindelijk terug op Vicksburg. Dat werd daarop door de troepen van de Unie omsingeld, belegerd en als het ware uitgerookt. Confederale hulptroepen die Vicksburg moesten ontzetten stuitten op Unietroepen die hun opmars blokkeerden. Op 3 juli 1863 besloot generaal Pemberton Vicksburg over te geven.
Daarmee was de zuidelijke dominantie over de Mississippi gebroken en werd de Confederatie in tweeën gesplitst. Bovendien was de rivier nu voor de noordelijke Unie te gebruiken als aanvoerroute voor troepen en voorraden. President Abraham Lincoln was enthousiast toen hij het nieuws van de val van Vicksburg vernam. „De inname van Vicksburg betekent het keerpunt in deze oorlog, want de vader van alle rivieren stroomt vanaf nu ongehinderd naar zee”, aldus Lincoln.
Een vooruitziende blik, want het verlies van de controle over de Mississippi betekende op termijn strategisch een van de belangrijkste en meest beslissende nederlagen voor de zuidelijke Confederatie.