„Vooruitzichten Amillia zijn uitstekend”
MIAMI - Amillia Taylor, de baby die na een zwangerschap van minder dan 23 weken ter wereld kwam en is blijven leven, maakt het goed. „Haar vooruitzichten zijn uitstekend”, zegt behandelend arts Paul Fassbach, die het meisje sinds de dag na haar geboorte onder zijn hoede heeft.
Amillia’s moeder beviel op 28 oktober in een ziekenhuis in de Amerikaanse staat Florida na een zwangerschap van 22 weken. De baby, bij haar geboorte 24 centimeter lang en 284 gram zwaar, mocht dinsdag naar huis.Volgens haar artsen had Amillia ademhalings- en spijsverteringsproblemen en is ze getroffen door een kleine hersenbloeding. Zij verwachten echter niet dat ze daar op de lange termijn hinder van ondervindt.
In het ziekenhuis heeft Amillia steeds in de couveuse gelegen. Ook wanneer ze thuis is, krijgt ze nog zuurstof toegediend en blijft ze aan de monitor.
Sonja en Eddie Taylor, Amillia’s ouders, hadden nog geen kinderen. De zwangerschap kwam tot stand via ivf. Amillia kwam ter wereld door een keizersnede. Het meisje is nu ruim 25 centimeter lang en weegt 4 pond.
De prognose voor kinderen die ter wereld komen na een zwangerschap van minder dan 26 weken is niet gunstig. Een Engelse studie uit 2005 meldde dat slechts 1 procent van de kinderen die na een zwangerschapsduur van 22 weken ter wereld komen, de ziekenhuisperiode overleeft. Na een zwangerschapsduur van 23 weken stijgt dat tot 10 procent, na een zwangerschapsduur van 24 weken tot 26 procent.
De benaderingswijze ten aanzien van vroeggeboorten in Nederland verschilt enigszins per ziekenhuis. Voorzitter prof. dr. H. N. Lafeber van de sectie neonatologie van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) wees vorig jaar op het bestaan van algemene richtlijnen en benadrukte daarbij dat elk ouderpaar en elk te vroeg geboren kind binnen die richtlijnen individueel benaderd wordt.
„Onder de 24 weken gaan we niet routinematig aan de slag, maar er zijn geen richtlijnen die voorschrijven dat we in bepaalde situaties al op voorhand niet behandelen. Elk kindje is weer anders en daarom zijn er ook algemene richtlijnen met daarbinnen enorme marges om met ouders in overleg te gaan.
Tussen 25 en 26 weken wordt ook intensief overlegd met ouders en gaan we in principe tot behandeling over. Vanaf 26 weken doen we alles, tenzij er aanwijzingen zijn dat het echt niet gaat.”
Directeur prof. dr. ir. H. Jochemsen van het Lindeboom Instituut voor medische ethiek zegt dat deze ene casus van Amillia geen aanleiding is om de bestaande behandelingsgrens binnen ziekenhuizen te vervroegen. „We moeten niet gelijk gaan roepen dat het anders moet. Ik zou tegen de beroepsgroep willen zeggen: Houd deze casus eens tegen het licht.”
Jochemsen kan zich voorstellen dat artsen de medische gegevens van Amillia vergelijken met de uitkomsten van bestaande onderzoeken naar de overlevingskansen van extreem vroeggeborenen. „Het op een rij zetten van alle epidemiologische gegevens zou er eventueel toe kunnen leiden dat neonatologen de bestaande richtlijnen herzien.”