JSF niet van de baan bij kabinet met PvdA
DEN HAAG - Nederland blijft deelnemen aan het JSF-project, zijn CDA, PvdA en ChristenUnie in de formatiebesprekingen overeengekomen. Dat is opmerkelijk omdat de PvdA er steeds voor heeft gepleit uit het project te stappen.
Een goed ingevoerde bron bij Defensie meldde donderdag dat Nederland blijft meedoen aan de productie van de Joint Strike Fighter (JSF), die in het tweede decennium van deze eeuw de F-16 moet vervangen. Staatssecretaris Van der Knaap van Defensie tekende vlak voor de verkiezingen in november vorig jaar in de VS een contract voor deelname aan de productiefase. De PvdA eiste destijds dat het kabinet daarmee zou wachten tot na de verkiezingen.CDA en ChristenUnie, die voor het JSF-project zijn, hebben nu met de PvdA afgesproken dat Nederland blijft deelnemen aan het project. Verder zijn de drie toekomstige coalitiepartners overeengekomen dat een beslissing over de daadwerkelijke aanschaf van het toestel over twee jaar wordt genomen. Het kabinet zal dan instemmen met de koop van vijftig toestellen. De regering was aanvankelijk van plan er 85 te kopen, maar van een tweede bestelling van 35 vliegtuigen wordt waarschijnlijk onder druk van de PvdA afgezien.
Omdat de PvdA niet eerstverantwoordelijk wil zijn voor het JSF-project, zal die partij geen minister van Defensie leveren.
Nederland doet vanaf 2002 mee aan de ontwikkeling van de JSF. Deelname leidde destijds tot grote verdeeldheid in de PvdA, die toen deel uitmaakte van het tweede kabinet-Kok. De toenmalige sociaaldemocratische bewindslieden Bos -nu fractievoorzitter- en De Vries waren voor.
De laatste jaren verzette de PvdA zich fel tegen de JSF. „Nederland stapt uit het JSF-project”, meldde het verkiezingsprogramma. Als de partij in de regering zou komen, zou Nederland er onmiddellijk mee stoppen, zei Kamerlid Blom destijds. Hij toonde zich vrijdagmorgen verrast door de informatie uit de formatieonderhandelingen. „Ik heb geen idee of het klopt.”
Een van de redenen waarom de PvdA zich tegen de JSF verzette, waren de hoge investeringskosten. Uitgaande van 85 toestellen bedraagt de totaalprijs 14,6 miljard euro. De Algemene Rekenkamer stelde vorig jaar dat dat bedrag „ook hoger zou kunnen uitvallen.”