„Bangladesh valt ten prooi aan talibanisering”
DHAKA - „En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan.” De woorden van Jezus uit Markus 3 zijn regelrecht van toepassing op Bangladesh. Het sterk verdeelde Zuid-Aziatische land slaagde er de afgelopen weken niet in parlementsverkiezingen te organiseren. Die zouden maandag worden gehouden, maar na hevige rellen zijn ze tot nader order uitgesteld.
Het typeert de crisis waarin Bangladesh (147 miljoen inwoners, 4 keer Nederland, bevolking voor 88 procent islamitisch) zich sinds vele jaren bevindt. In een in oktober verschenen analyse van de Internationale Crisis Groep, een denktank voor internationale vraagstukken, dat de titel ”Bangladesh Today” meekreeg, wordt gerept van Bangladesh als een „falende staat”, een titel die Somalië en Afghanistan al langer dragen.Het organiseren van vrije en eerlijke verkiezingen bleek de afgelopen weken onmogelijk vanwege een totaal verziekt politiek klimaat. In de hoofdrol: de twee bekvechtende vrouwen Sheik Hasina (59) en Khaleda Zai (61), leiders van respectievelijk de oppositiepartij Awami Liga (AL) en de regeringspartij BNP (Nationale Partij van Bangladesh).
Officieel ging het vorige week om de onvrede bij de Awami Liga over de interim-regering en de kiescommissie die was aangetreden om de verkiezingen zo eerlijk mogelijk te laten verlopen.
De problemen in Bangladesh reiken echter verder en wortelen dieper. Er is regelrecht sprake van wanbeleid van de landelijke regering omdat parlement en regering maar niet tot een vruchtbaar politiek samenspel kunnen komen. Ze spelen liever een ander spel. De twee genoemde partijen die het politieke spel domineren, onderhouden namelijk nauwe contacten met de onderwereld. Criminelen worden ingezet bij afpersingen, voor het intimideren van opponenten en het mobiliseren van stemvolk. „Politics has gone to M and M, Money and Muscle (geld en spierballen)”, citeert het ICG-rapport een Bengalese waarnemer. Grootschalige corruptie, criminaliteit en geweld maken integraal deel uit van het politieke beleid van beide partijen.
Wie bij die misstanden vooral garen spinnen? De familiekliek rond de partijbazinnen Hasina en Khaleda, maar ook moslimfundamentalisten. In zijn boek ”Bangladesh, The next Afghanistan?” gaat de Indiase journalist Hiranmay Karlekar uitvoerig in op de opmars van de militante islam in Bangladesh. Meer nog hekelt hij het geheul van regeringspartij BNP met niet-militante maar wel fundamentalistische moslimpartijen, waardoor die de kans krijgen om hun fundamentalistische ideaal (van Bangladesh een islamitische staat maken) te realiseren. Het gaat daarbij om de Jamaatpartij en de IOJ, twee islamitische partijen die tot voor kort deel uitmaakten van de regeringscoalitie onder leiding van de BNP.
Intussen is het vooral de Awami Liga die dit BNP-geheul met het moslimfundamentalisme hekelt. Het zou ook de reden zijn voor het hierboven genoemde verzet tegen de „niet-neutrale” interim-regering, stelt Hiranmay Karlekar (die zich niet schaamt voor zijn voorkeur voor een AL-regering). „Een voortzetting van de BNP-coalitie moet koste wat kost worden voorkomen, omdat de talibanisering van de samenleving dan verder kan gaan.”
Madrassa’s
Beschermd door de politieke vriendjes binnen de coalitie konden de Jamaat en de IOJ ongestoord hun geheime programma realiseren. Karlekar spreekt van de „jamaatificatie” van de Chittagong Universiteit: eenzijdige benoemingen van fundamentalistische docenten, zonder dat met de aanstellingsnormen rekening wordt gehouden. Ook het stichten van islamitische scholen -madrassa’s- ging de Jamaat gemakkelijk af, simpel omdat ze in de coalitie met de BNP zat. De groei van het aantal madrassa’s -net als in Pakistan kweekplaatsen van jihadstrijders- nam tussen 2001 en 2005 toe met ruim 22 procent; voor gewone scholen geldt een percentage van nog geen 10.
Maar er is nog een andere kant aan deze moslimpartijen. Karlekar wijst erop dat ze doelbewust een klimaat van fanatisme onder de bevolking aanwakkeren dat kan worden ingezet tegen politieke tegenstanders. Dankbaar doelwit zijn daarbij religieuze minderheden in Bangladesh: hindoes (10 procent van de bevolking), christenen (0,3 procent), boeddhisten (0,6) maar ook „afvallige” moslims verenigd in de ahmadiyyabeweging. Met name tegen de hindoes en de ahmadiyya’s zijn in het recente verleden afschuwelijke wreedheden begaan.
De gelatenheid van de regering tegenover deze moorddadige praktijken bewijst dat de Jamaat en de IOJ bescherming genieten van BNP-kopstukken, zeggen critici. Dat zou op zich al een schande zijn, maar het feit dat de legale fundamentalistische partijen banden hebben met ondergrondse moslimorganisaties die terreurdaden niet schuwen, maakt dat alles nog een graadje erger: indirect steunt de regering deze militante groepen. Drie militante moslimpartijen maken zich aan terreur schuldig: de JMB de JMJB en de HuJL. Alle drie willen door middel van aanslagen, politieke moorden en andersoortig geweld modern Bangladesh op de knieën dwingen en het land tot een talibanstaat maken.
Niet voor niets stuurde president Bush eind 2005 een lijst van antiterreureisen naar Dhaka, waaronder de arrestatie en vervolging van JMB- en JMJB-leiders. Vorig jaar maart werden die ook daadwerkelijk opgepakt, maar volgens critici was het niet meer dan een schijnvertoning. De aanpak van de madrassa’s, zo stellen zij, blijft achterwege, terwijl juist daar nieuwe rekruten voor de jihad worden opgeleid en geworven.