Kritiek op Irak-beleid in Bush’ eigen partij
Niet alleen in Europa maar ook in de Verenigde Staten wordt de kritiek op de plannen van de regering-Bush voor een militair offensief tegen de Iraakse dictator Saddam Hussein steeds luider. Die kritiek komt niet alleen van Democratische kant. Ook partijgenoten van de Republikeinse president plaatsen openlijk vraagtekens bij de plannen van Washington.
Het gaat daarbij om prominente figuren, zoals voormalig minister van Buitenlandse Zaken en nationaal veiligheidsadviseur Henry Kissinger en zijn oud-collega Brent Scowcroft. De laatste waarschuwde donderdag in een artikel in The Wall Street Journal voor het risico dat de internationale coalitie tegen het terrorisme die Washington na de septemberaanslagen aaneensmeedde, bij een aanval op Bagdad uiteen zal vallen. „Een aanval op Irak zou Bagdad er bovendien toe kunnen verleiden chemische of biologische wapens in te zetten in een poging een oorlog uit te lokken tussen de Arabische wereld en Israël”, aldus Scowcroft.
Brent Scowcroft was nationaal veiligheidsadviseur onder de presidenten Reagan en Bush senior. Na de Iraakse inval in Koeweit in 1990 speelde hij een centrale rol bij het vormen van de internationale coalitie die in de Golfoorlog een einde maakte aan deze invasie. Scowcroft onderhoudt sinds die dagen bijzonder nauwe banden met de familie Bush. Kritiek van deze trouwe aanhanger moet volgens analisten hard aankomen in het Witte Huis. Maar Scowcroft is niet de enige. In The Washington Post zegt Henry Kissinger dat het weinig zin heeft een oorlog tegen Bagdad te beginnen als men niet weet wat er moet gebeuren na het vertrek van Saddam Hussein.
Kissinger heeft hierover eerder deze week uitgebreid gepraat met minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, die binnen de regering-Bush aandringt op een diplomatiek offensief tegen Irak. Pas als alle diplomatieke en politieke middelen zijn uitgeput, kan men militaire operaties overwegen, zo benadrukken Powell en de top van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze kritiek van voormalige prominente Republikeinen wordt ondersteund door actieve politici zoals Republikeins senator Chuck Hagel en Republikeins fractievoorzitter in het Huis van Afgevaardigden Dick Armey. Zij hebben president Bush in een persoonlijke ontmoeting erop gewezen dat een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict voor de VS belangrijker is dan het beëindigen van het regime van Saddam Hussein.
Volgens Hagel is er momenteel geen enkel bewijs dat Irak een directe bedreiging vormt voor de Verenigde Staten. „Er is geen enkel bewijs voor de bewering dat Bagdad binnenkort de beschikking heeft over kernwapens. Als wij ons bovendien zogeheten preventieve oorlogen willen veroorloven, dan kunnen wij Israël niet verbieden dezelfde tactiek toe te passen tegenover de Palestijnen of India tegenover Pakistan”, aldus Hagel.
Huidig nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice verklaarde daarentegen tegenover de BBC dat argumenten voor een oorlog tegen Bagdad een „sterke morele basis” hebben. „Saddam Hussein is een kwaadaardig man, die als hij de mogelijkheid krijgt verwoesting zal veroorzaken in eigen land, bij z’n buren en in Israël en eventueel ook bij ons”, aldus Rice. „We kunnen het ons niet veroorloven niets te doen”, aldus Rice.
Direct na 11 september was het oprollen van al-Qaida het belangrijkst, zei Rice, „omdat we niet wisten hoeveel WTC’s al waren voorbereid.” Inmiddels richten de VS zich op Hussein. „De geschiedenis wemelt van de gevallen van laksheid die uiteindelijk serieuze gevolgen voor de hele wereld hadden. We hoeven alleen maar te kijken hoeveel dictators zich ontwikkelden tot een internationale bedreiging en duizenden of zelfs miljoenen mensen doodden.”