Bidden boven Kentucky Fried Chicken
HAMBURG/CHENNAI - De dood van achttien Oeigoerse „terroristen”, en de arrestatie van zeventien andere. Hun uitschakeling -„aan al-Qaida gelieerde extremisten”- werd dinsdag omstandig gemeld in de Chinese media. Ze zouden behoren tot de verboden Oeigoerse afscheidingsbeweging ETIM. Blijde gezichten in de kantoren van de Chinese machthebbers, maar elders in de wereld werden de wenkbrauwen gefronst.
De ETIM een met al-Qaida verbonden terreurbeweging? De Amerikaanse Xinjiangkenner Dru Gladney, geciteerd door het Oeigoer Human Rights Project, liet weten dat de ETIM nauwelijks nog levensvatbaar is, sinds haar leider Hasan Mahsun in 2003 omkwam bij een confrontatie met Pakistaanse troepen.De Oost-Turkestaanse Islamitische Beweging -zoals de ETIM voluit heet- mag dan in 2002 met steun van de Verenigde Staten op de VN-lijst van terroristische groeperingen zijn gezet, harde bewijzen zijn daar nooit voor op tafel gelegd. Zowel Gladney als andere Xinjiangkenners verdenken de VS er daarom van China op deze manier te hebben willen paaien in het kamp van wereldwijde terreurbestrijders.
In een deze week uitgebrachte analyse van B. Raman, verbonden aan de in Chennai (Zuid-India) gevestigde South Asia Analysis Group, stelt deze dat een klein aantal ETIM-leden inderdaad aanhanger is van al-Qaida en de Taliban, maar dat die zich allemaal ophouden in Waziristan en in de Tribal Areas - beide gelegen in Pakistan.
Raman suggereert dat er rond de uitschakeling van „terroristen” iets anders aan de hand is: onder het mom van wereldwijde terreurbestrijding pakt China het vermeende moslimseparatisme in Xinjiang extra hard aan. De actie van vorige week valt overigens samen met een campagne van de Chinese overheid tegen Rebiya Kadeer, een Oeigoerse zakenvrouw en mensenrechtenactiviste die in 1999 werd opgepakt vanwege „belastingontduiking”, maar die onder druk van de VS in 2005 werd vrijgelaten en vervolgens emigreerde naar de VS. Ze werd vorig jaar genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede, en dat heeft bij de Chinese autoriteiten buitengewoon veel kwaad bloed gezet. In de China Daily werd ze deze week nog neergezet als een „separatistisch monster”, dat allesbehalve een Nobelprijs verdient.
Uit alles is duidelijk dat Peking 11 september gebruikt om iedere vermeende moslimseparatist in de door moslims gedomineerde provincie Xinjiang neer te zetten als een terrorist. Maar er is in deze provincie al vele jaren sprake van een niemand ontziende aanpak van moslimseparatisme. Een aanpak die islamitische woede en weerzin jegens de Chinezen juist opwekt.
De Duitse antropologe Patricia von Hahn heeft op dat contraproductieve effect gewezen in een analyse in het tijdschrift China aktuell (”Zwischen Widerstand und Konformitat - zur diversitat uigurischer Identitat in Xinjiang nach dem 11-9”).
Raman somt in zijn analyse een reeks repressieve maatregelen op die bij de bevolking tot grote woede hebben geleid. Woede is er bijvoorbeeld over het verbod op de bouw van nieuwe moskeeën en de verplichte bouw van moskeeën als onherkenbare filiaaltjes van een shoppingmall of kantoorgebouw. De centrale moskee van Urumqi, een gebouw met een traditioneel islamitische architectuur, werd afgebroken en vervangen door een supermodern gebouw, waarvan de gebedshal boven het plaatselijke Kentucky Fried Chicken restaurant komt… Elke uiterlijke presentie van een authentieke islamitische traditie moet uit de skyline van de steden in dit gebied verdwijnen, zodat separatisten in ieder geval niet daarin hun inspiratie kunnen vinden.
Raman noemt verder het lesaanbod op het islamitisch instituut van Urumqi, dat volledig door de staat wordt gecontroleerd. En uitsluitend een door de staat geautoriseerde editie van de koran is toegestaan.
Verbod op moskeebezoek
Von Hahn stelt in haar analyse dat na 11-9 de repressie van de oeigoerse moslims sterk is toegenomen. Met name de publieke uitoefening van het geloof tijdens de vastenmaand ramadan werd nog verder aan banden gelegd. Imams werden politiek omgeschoold, en Oeigoeren onder de 18 jaar is het verboden een moskee te betreden. Ze mogen evenmin godsdienstles ontvangen. Tijdens de ramadan worden arbeiders in dienst van Han-Chinese werkgevers gedwongen overdag toch maaltijden te nuttigen. En van die Han-Chinezen zijn er steeds meer omdat doelbewuste kolonisatie van het gebied het proces van „sinisering” en „ont-islamisering” moet bevorderen. Het Mandarijn is om die reden vanaf de derde klas van de basisschool verplicht.
Eind 1999 startte een grootschalige campagne voor de economische ontwikkeling van West-China, bedoeld om ook op die manier het nationalisme/separatisme in Xinjiang te neutraliseren. Een sleutelrol bij deze campagne speelt het Xinjiang Productie- en Opbouwkorps, een militair gestructureerde eenheid die valt onder het ministerie van Defensie. Bij het rigoureus in cultuur brengen van landbouwgronden schuift dit korps de traditionele manier van landbouw volledig terzijde. Verder is er nog sprake van ernstige discriminatie van Oeigoeren op de arbeidsmarkt. Han-Chinezen en stedelijke gesiniseerde Oeigoeren krijgen een voorkeursbehandeling bij vacatures. En alsof dat nog niet genoeg is: in heel China is sprake van privatisering van de gezondheidszorg, en die pakt slecht uit voor arme burgers als de Oeigoeren. Ze is immers veel te duur.
Is het vreemd dat er Oeigoeren zijn die zich verzetten tegen dit autoritaire geweld van de Chinese overheid? vraagt Von Hahn zich af. Maar van massaal volksverzet zal geen sprake zijn, verwacht ze. Daarvoor is de bevolking te verdeeld. In de eerste plaats kennen de steden in dit woestijngebied vanouds geheel eigen „oase-identiteiten. Daarnaast wordt de kloof tussen de traditionele en diepgelovige plattelandsbevolking en de stedelijke geseculariseerde elite steeds groter - vooral omdat die elite er geen bezwaar in heeft zich te laten opnemen in de Han-Chinese cultuur en maatschappij.
Zullen de onderdrukte traditionele Oeigoeren uiteindelijk hun toevlucht zoeken bij het moslimradicalisme? Gladney gelooft van niet. Hij spreekt van een „gedesillusioneerde” bevolking. Von Hahn stelt dat Peking het aan zichzelf te wijten heeft als het wel die radicale kant opgaat. „Door elk verzet nu al als islamitisch terrorisme te bestempelen zijn de autoriteiten bezig met een zichzelf vervullende profetie.”