Teddy Kollek (1911-2007): bouwer van Jeruzalem
JERUZALEM - Teddy Kollek, stevig en met een grijze kuif, zat in het gemeentehuis van Jeruzalem achter een bureau dat was overladen met papieren. Voor wie zich aan de chaos ergerde stond er een bord met de woorden: „Een rommelig bureau is een teken van een genie.” Onder Teddy, zoals het volk hem noemde, onderging Jeruzalem een ware metamorfose. Hij overleed dinsdag op 95-jarige leeftijd.
Kollek werd in 1911 geboren in een dorp bij Budapest en groeide op in Wenen, waar hij het gymnasium doorliep. In 1935 kwam hij naar Israël en vestigde zich in kibboets Ein-Gev. Als vertegenwoordiger van een zionistische jongerenorganisatie kreeg hij uitreisvisa voor 3000 Oostenrijkse jongeren van de nazitopfunctionaris Adolf Eichman. In de Tweede Wereldoorlog diende hij op de politieke afdeling van het Joodse Agentschap.Hij werkte nauw samen met David Ben-Gurion, de eerste premier van Israël. Van 1952 tot 1965 was hij directeur-generaal op het premierskantoor. Kollek was betrokken bij de bouw van het wereldberoemde Israël Museum. Dit museum, dat in 1965 geopend werd, biedt onderdak aan onder meer een aantal Dode Zeerollen, Afrikaanse, impressionistische en hedendaagse kunst.
In 1965 werd hij tot burgemeester van Jeruzalem gekozen. De belangrijkste gebeurtenis was ongetwijfeld de hereniging van de stad na de Zesdaagse Oorlog van 1967. Hij wist tijdens de volgende verkiezingen te worden herkozen. In de 28 jaren van zijn burgemeesterschap maakte de stad een snelle groei en ontwikkeling door.
Na de Zesdaagse Oorlog trok Jeruzalem nieuwe gemeentegrenzen. De stad werd drie keer zo groot. Hij was betrokken bij de oprichting van nieuwe Joodse wijken in het gedeelte dat Israël in 1967 had veroverd. De Palestijnen kregen een vaste verblijfsvergunning en het recht het staatsburgerschap aan te vragen. Kollek deed zijn best de stad te verenigen. Ongeveer een twee derde van de half miljoen inwoners is Joods, een derde bestaat uit Palestijnse Arabieren.
De meeste Palestijnen maken, als permanent ingezetenen, geen gebruik van hun rechten te stemmen. Maar als ze stemden, was dat meestal op Kollek, aldus zijn biografe Naomi Shepherd. Palestijnen stelden zich evenmin kandidaat voor de gemeenteraad. De vroegere Palestijnse leider Feisal Husseini zag Kollek als „de vertegenwoordiger van de bezetting van Jeruzalem.” Volgens Husseini was Kollek intelligenter dan andere potentiële burgemeesters en was hij bovendien goed in communicatie. Ook was hij volgens hem in tegenstelling tot anderen geen extremist.
Kollek was van mening dat de regering de stad te weinig subsidie gaf. Hij richtte het Jeruzalem Fonds op. Individuen en organisaties wereldwijd, die zich met de stad verbonden voelden, konden via deze organisatie projecten in de stad steunen. Deze projecten hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de verbetering van de kwaliteit van het leven, aan zowel de Joodse als Arabische zijde van de stad. Met het geld werden bijvoorbeeld parken aangelegd en buurtcentra draaiende gehouden.
Tijdens zijn bestuur werden grote woonwijken opgericht en wegen aangelegd. Hij zorgde voor een goede afwatering voor de zware regens in de winter. Jeruzalem werd belangrijk op het wereldtoneel. Hij probeerde het wankele evenwicht tussen religieuze en seculiere Joden, tussen Joden en Arabieren in de stad te bewaren. Hij ontving staatslieden, premiers en hoofden van organisaties. Hij achtte veel waarde aan de internationale reputatie van zijn stad.
Toen de Knesset in 1980 de zogeheten Jeruzalemwet aannam, waarbij Israël zijn bestuur over de herenigde stad bevestigde, riep de VN de landen op hun ambassades te verwijderen. Nederland gehoorzaamde trouw. Kollek vond die wet overigens overbodig, want de stad was in 1967 bestuurlijk al verenigd.
Hij onderhield goede betrekkingen met de hoofden van de kerken. Hij gaf gehoor aan de uitnodigingen om op allerlei bijeenkomsten te komen spreken, maar zijn toespraken waren zeer kort en meestal onvoorbereid.
De laatste jaren van zijn burgemeesterschap leek hij meer in zichzelf gekeerd. De Israëlische media meldden dat hij tijdens vergaderingen zat te dommelen. Maar hij bleef een vechter. In 1993 was zijn mededinger bij de verkiezingen Ehud Olmert van de Likud. Op Kolleks campagnebureau leek het een gigantische chaos. Maar hij was even ad rem als altijd. Toen journalisten hem vroegen waarom ze op hem en niet op Olmert moesten stemmen, was zijn korte antwoord: „Omdat ik de beste ben.”
Nadat hij de verkiezingen verloren had, raakte hij in de loop van de jaren wat uit de publieke belangstelling. Op de vraag of hij bezig was met een autobiografie antwoordde hij: „Ik kijk liever vooruit dan achteruit.”
Nu hij overleden is, kijken anderen voor hem terug. Want Jeruzalem zou niet geweest zijn wat het nu is zonder Teddy. Kollek laat een vrouw en twee kinderen achter.