Ongekozen president met loodzware erfenis
RIJSWIJK (ANP) – Toen de Republikein Gerald Ford op 9 augustus 1974 zonder gekozen te zijn de Amerikaanse presidentiële eed aflegde, verklaarde hij: „Ik aanvaard het presidentschap onder buitengewone omstandigheden. Dit is een uur in de geschiedenis dat ons verdrietig maakt en onze harten zeer doet."
Bijna drie jaar later uitte opvolger Jimmy Carter in zijn inaugurele rede zijn respect: „Ik wil namens mijzelf en het hele land Gerald Ford bedanken voor alles wat hij heeft gedaan om ons land weer beter te maken."Fatsoenlijk, eerlijk en altijd bereid tot het sluiten van een compromis zijn kwaliteiten die zelfs politieke tegenstanders de voormalig president Ford toeschrijven. Hij betrok het Witte Huis met de erfenis van zijn voorganger Richard Nixon. Op de schouders van Ford rustte de zware taak om, na de Watergate–affaire, het aftreden van Nixon en de escalatie van de oorlog in Vietnam, het vertrouwen te herwinnen van het Amerikaanse volk in het presidentschap.
Gerald Ford, die geboren werd op 14 juli 1913 in Omaha, Nebraska, had net zo goed professioneel sporter kunnen worden. Hij was een zeer bekwaam American footballspeler en hield zich vele jaren bezig met de begeleiding van andere sporters. Uiteindelijk verkoos hij een juridische carrière boven een sportieve loopbaan en Ford ging rechten studeren aan de prestigieuze Yale universiteit.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog diende Ford bij de marine. Hij was actief betrokken bij verscheidene gevechtshandelingen in het Pacifisch gebied. Na de oorlog begon hij aan zijn langdurige politieke loopbaan.
Ford was 25 jaar, van 1948 tot 1973, lid van het Amerikaanse Congres. In 1963 stelde de toenmalige president Lyndon Johnson hem aan als lid van de beruchte Warren–commissie die de moord op president John F. Kennedy onderzocht. In 1965 schreef hij samen met enkele commissieleden een controversieel boek over de bevindingen van de commissie.
In datzelfde jaar kozen zijn Republikeinse partijgenoten Ford tot hun leider in het Huis van Afgevaardigden. Hij voerde in die hoedanigheid oppositie tegen tal van wetsvoorstellen van president Johnson. Tijdens de verkiezingen van 1968 en 1972 ontpopte Ford zich als een trouwe supporter van Nixon.
Toen vicepresident Spiro Agnew in 1973 aftrad na beschuldigingen van belastingontduiking en het aannemen van steekpenningen in de tijd dat hij gouverneur van Maryland was, wees Nixon Ford als diens opvolger aan.
Negen maanden later, op 9 augustus 1974, schopte Ford het onverkozen tot het hoogste politieke ambt, nadat het Watergate–schandaal ook Nixons aftreden had afgedwongen. Een van de moeilijkste en controversieëlste beslissingen uit zijn politieke loopbaan maakte Ford een maand later: hij verleende zijn voorganger amnestie, waardoor Nixon verdere strafvervolging bespaard bleef.
Op het gebied van binnenlandse politiek boekte Ford enkele bescheiden successen die het vertrouwen van het volk in het presidentschap langzaam herstelden. In de buitenlandse politiek volgde hij in grote lijnen de ontspanningsdoctrine van Henry Kissinger.
Ford verloor bij de verkiezingen in 1976 nipt van zijn Democratische rivaal Jimmy Carter. Hierna bleef hij op allerlei gebieden actief. Zo gaf hij duizenden lezingen en werd hij een invloedrijk lid van het Amerikaans Ondernemingsinstituut.
De oud–president kreeg vele prestigieuze prijzen, onder andere de Medal of Freedom. Hij ontving deze hoogste Amerikaanse prijs voor burgers in 1999 uit handen van president Clinton. In datzelfde jaar ontving hij samen met zijn vrouw, Elizabeth Ann Bloomer Warren, de Congressional Gold Medal, de hoogste onderscheiding van het Huis van Afgevaardigden.
Ford woonde in Rancho Mirage in Californië. Hij kreeg in 2000 een aantal beroertes, maar herstelde daarvan. Hij was tot aan zijn dood actief voor de naar hem genoemde bibliotheek en naar zijn vrouw genoemde Betty Ford–afkickkliniek. Zijn vrouw was jarenlang verslaafd aan medicijnen.