Op huisbezoek bij aidspatiënten in India
KAMBAINALLUR - Eshwari (22) is weduwe, heeft een dochter van vier en is hiv-positief. Dat weerhoudt de Indiase er allemaal niet van om te zien naar andere aidspatiënten die op haar weg worden geplaatst.
Eshwari is in het dorp Kambainallur op weg naar de hut van de 32-jarige Badma. Badma woont aan de rand van het dorp in de Zuid-Indiase deelstaat Tamil Nadu. De vrouw ligt ziek op bed. Ziek is te zwak uitgedrukt, de vrouw is letterlijk doodziek. „Misschien heeft ze nog een maand te leven”, zegt Eshwari.Badma wordt overeind geholpen door haar moeder, die de hele dag bij haar is. De vrouw is broodmager, haar ogen puilen uit haar oogkassen, een ontsteking ontsiert haar bovenlip en ze hoest bijna aan één stuk door. Badma’s weerstand is als gevolg van een hiv-besmetting zo goed als afgebroken en nu heeft de vrouw tuberculose.
Badma draagt een roodwitte jurk met een bordeauxrode omslagdoek. Om de lichaamswarmte vast te houden is een doekje om haar hoofd geknoopt. Ze zit midden op een ijzeren bed waarop een deken ligt. Een matras is er niet. Boven haar hoofd hangt een klok die aangeeft dat het tien over half acht is. Af en toe loopt Badma ondersteund door haar moeder naar de deur. Daar zit ze dan voor een poosje en dan begeleidt haar moeder haar weer naar bed.
Badma heeft de aidsbesmetting opgelopen door haar man. „Voor ons huwelijk ging hij naar de hoeren. Daar heeft hij de aids zo goed als zeker opgelopen.”
Aanvankelijk kon de vrouw het moeilijk accepteren dat ze ook was besmet. Inmiddels heeft ze het aanvaard en heeft ze het haar man, die enkele jaren geleden is overleden, vergeven.
Zeven jaar geleden was Badma nog goed gezond. Zeven jaar, het lijkt een eeuwigheid. Ze slikte trouw de medicijnen die de Indiase hulpverleningsorganisatie Care haar voorschreef, totdat een plaatselijke kruidendokter zei dat ze 2 liter olie moest drinken. Dan zou ze beter worden. Badma volgde het advies, maar in plaats van dat ze opknapte ging het snel bergafwaarts met haar.
Badma heeft pijn en is moe. Bang om te sterven is ze niet. „Ik mag weten dat ik een kind van Jezus ben. Toen Eshwari twee weken geleden met mij een gebed deed zag ik in een visioen een bebloede Jezus aan het kruis.”
Eshwari gaat naar de volgende patiënt in het dorp. Per dag bezoekt de jonge vrouw zo’n vier of vijf patiënten. Vanwege de afstanden zijn meer bezoeken vaak niet mogelijk. Een bezoek houdt in dat ze de gezondheidstoestand van de patiënt bekijkt, de patiënt wast en eventueel masseert om de pijn te verlichten, maar er wordt ook gelet op de reacties uit de omgeving van de aidspatiënt. „Hoe pakt de familie het op en hoe reageren de buren. Is daar onbegrip? Willen ze eventueel helpen?”
Soms weet de familie niet dat de patiënt met hiv is besmet. Eshwari: „De man wenst dan geen huisbezoek. Hij komt dan naar de centrale kliniek van onze organisatie zonder dat de andere gezinsleden het weten. Deze patiënten worden nauwlettend gevolgd. En bij alleenstaande mannen moet je weten of hij wil gaan trouwen. Weet zijn vriendin dat hij besmet is? Ik ken gevallen waarbij een man die besmet was toch een relatie aanging met een vrouw die schoon was. Dat doet pijn.”
Het werk geeft de jonge Indiase veel voldoening. „Ik ben zelf met hiv besmet en wil niet dat andere mensen het ook krijgen. Daarbij doet het je zo veel goed als je mensen ziet opknappen door het slikken van medicijnen en aidsremmers. Mensen denken dat ze gelijk sterven als ze aids krijgen, maar dat is niet zo. Met een goede behandeling kun je nog wel vijftien tot twintig jaar leven. Die wetenschap geeft de mensen moed. Ze pakken hun werk op, verdienen geld en maken weer deel uit van de samenleving.”
De jonge Indiase vrouw is inmiddels aanbeland bij Eruli, een met aids besmette weduwe die nog een dochter van 17 jaar thuis heeft wonen. Thuis is in dit geval een hut waarvan de vloer bestaat uit aangestampte aarde en de muren uit aaneengevlochten palmbladeren. De wind heeft hier vrij spel. Als het hard regent stroomt het water de hut binnen.
In de hut van 3 bij 3 meter is geen bed te bekennen. Eruli slaapt met haar dochter op de grond. De hut telt welgeteld één stoel. Daarop liggen de kleren. Hier is zelfs geen elektriciteit. Een kleine olielamp verschaft wat licht.
Eruli is na de dood van haar man twee jaar geleden volledig op zichzelf aangewezen. Haar drie andere dochters ziet ze niet meer. „Waarschijnlijk mogen die niet komen van hun schoonfamilie”, legt Eshwari uit. „Een vrouw telt amper mee in de schoonfamilie.”
De 46-jarige Eruli had tot twee weken geleden de kracht om op het land te werken. „De laatste tijd voel ik me zo slap”, vertelt ze. „Gelukkig komt Eshwari regelmatig langs. Zij zorgt als een moeder voor me.”
Nu Eruli haar krachten voelt afnemen, nemen de zorgen over haar dochter toe. „Wie zorgt er voor haar als ik er straks niet meer ben?” vraagt ze. Eshwari probeert de zorgen weg te nemen: „Wij van Care zullen dat doen.” De woorden lijken niet tot Eruli door te dringen. Huilend roept ze: „Mijn dochter, mijn dochter.”
Dit is het derde artikel in een serie naar aanleiding van Wereldaidsdag, vrijdag.