„Amerika onder Nederlands bevel, dat is uniek”
TARIN KOWT - Hij begon woensdag aan het zwaarste commando van Nederland ooit. De 50-jarige Limburgse generaal-majoor Ton van Loon heeft de leiding over alle NAVO-troepen in Zuid-Afghanistan, met ’slagvelden’ als het ’Canadese’ Kandahar, het ’Britse’ Helmand, en ook het ’Nederlandse’ Uruzgan. Tijdens een van zijn laatste voorbereidingsbezoeken gaf hij iets prijs van zijn plannen om deze „unieke missie”, tot een succes te maken.
In de KDC-10 op weg naar Kabul heeft generaal-majoor Ton van Loon het rijk alleen. In de vijf stoelen tellende rij in de buik van dit enorme vliegtuig zit niemand naast hem. Zijn ’rechterhand’ zit een rij voor hem, helemaal in de andere hoek. De generaal lijkt niet gestoord te willen worden. Hij staart voor zich uit, slaapt en leest wat. Alleen als we aankomen in de Afghaanse hoofdstad Kabul wordt pas echt duidelijk dat er hoog bezoek uitstapt. De generaal mag als eerste naar buiten, roept een militair door de intercom. Hoofdschuddend en „moet dit nou zo speciaal?” mompelend, stapt hij uit. Zijn adviseur in burger rent snel achter hem aan.Even later vertrekt Van Loon met een vlucht richting Kandahar, in het zuiden van het Afghanistan, maar zonder slag of stoot lukt dat niet. Het vliegtuig gaat langzaam de lucht in, maar de piloot besluit dan -uit veiligheidsoverwegingen omdat er over vijandelijk gebied gereisd wordt- dicht langs de bergkammen te vliegen. Langzaam -terwijl het toestel als een achtbaan aanvoelt- worden de gezichten van de passagiers bleker. Ook Van Loon vraag uit voorzorg om een plastic zakje, maar daar blijft het bij.
Aangekomen in Kandahar verdwijnt Van Loon in een van de kantoortjes van de NAVO die het commandocentrum in Kandahar vormen. Vanuit het houten gebouw zal hij het komende halfjaar leidinggeven aan zo’n 11.000 militairen die in een uiterst gevaarlijk gebied opereren. Bijna dagelijks hebben aanvallen op deze troepen plaats en sneuvelen er zowel burgers als militairen. Toch vindt Van Loon niet dat het er oorlog is. „We hebben hier best situaties waar onze soldaten aan het vechten zijn, en op sommige momenten zijn dat bijna frontliniegevechten. Maar bij een oorlog gebeurt er niets anders dan zulke gevechten. Hier is dat niet zo. Er gaan hier ook vrouwen en kinderen voor het eerst weer naar school. Zo legde een Afghaans jongetje me zojuist uit wat zijn computerles inhoudt - in het Engels, hè?”
Een Canadees ging u voor, en over een dik halfjaar volgt een Engelsman u op. U bent degene die het commando krijgt over dit lastige gebied. U mijmert daar vast wel eens over - ’s avonds bij een wijntje bijvoorbeeld.
„Nou, niet bij een wijntje, het is hier bovendien volledig drooggelegd en dat moet ook zo blijven. Maar mijn gedachten gaan dan bijvoorbeeld wel uit naar het feit dat hier weer de vlag halfstok hangt. En dat blijft een enorme zorg, of het nu Nederlanders, Canadezen of Afghanen zijn.”
Misschien moet u groen licht geven voor een grote schoonmaakactie, om met veel geweld taliban uit te schakelen.
„Ik ga moeilijke beslissingen niet uit de weg.”
In Nederland bestaat onenigheid over de vraag of het om een opbouwmissie of een vechtmissie gaat.
„Ik zie het genuanceerd. Daar waar we niet kunnen opbouwen, moeten we bereid zijn te vechten, voor de veiligheid. Voor ons is het belangrijk de taliban uit het leven van de Afghanen te bannen, zodat die mensen weer aan hun eigen toekomst kunnen gaan werken. Dat is juist de kracht van deze NAVO-missie. Kijk naar de laatste fase van Operatie Medusa (waarbij tientallen taliban werden gedood door de NAVO, BD) in Kandahar, die nu is ingegaan: dat betekent dat we de mensen weer terugbrengen naar hun huizen, naar de plek waar we eerder gevochten hebben. We proberen dat zo goed mogelijk te begeleiden.”
Hoe ziet u deze missie, voor u persoonlijk?
„Wat het voor mij uniek maakt, is dat ik het commando voer over zo’n grote eenheid met zo veel mensen, met zo veel nationaliteiten, zo veel middelen én met Amerikanen onder Nederlands bevel. Ja, dat is uniek.”
U noemt zelfs de Amerikanen specifiek.
„De Amerikanen hebben Nederland een signaal gegeven dat ze ons redelijk hoog hebben zitten. We hebben laten zien dat we goed zijn en daarom willen ze ook best zeggen: Laat de Nederlanders maar eens de leiding nemen. Daar kan je uit afleiden dat Nederland echt voor vol wordt aangezien, we zijn een volwaardige partner. Ik ben daar trots op. Voor Canada en Engeland ligt het normaler, daar verwacht iedereen dat meteen. Ik vind dat onze vernieuwde krijgsmacht een slag professionaliteit heeft laten zien. We kunnen dit. We zijn er klaar voor.”