Tommy had een week de tijd om protest aan te tekenen tegen het vonnis, dat vorige week vrijdag werd uitgesproken. De rechtbank achtte bewezen dat hij twee huurmoordenaars had ingeschakeld om de opperrechter te vermoorden die hem in juli 2000 tot anderhalf jaar cel veroordeelde wegens omkoping.

Volgens Tommy is er in het land een sfeer ontstaan waarin hij wordt gehaat. „Dat is het werk van individuen of groepen die mij en mijn familie om politieke redenen willen vernietigen.” Omdat zijn advocaten hadden aangekondigd dat Tommy wél in beroep zou gaan, kwam zijn mededeling van donderdag als een verrassing.

„De omstandigheden zijn niet gunstig voor me”, zei hij. „Daarom heb ik met zwaar gemoed besloten de kans om beroep aan te tekenen te laten passeren.” Wel verklaarde hij dat hij op „andere, wettelijk toegestane manieren” zijn recht zal halen als de politieke situatie in het land is gewijzigd. Hij wilde niet uitleggen wat hij daar precies mee bedoelde.

Tommy benadrukte zichzelf onschuldig te achten. Anderen in de Cipinang-gevangenis in Jakarta zijn duidelijk een andere mening toegedaan. „Tommy moet hangen”, riepen gevangenen gisteren tegen journalisten. „Tommy verdient de doodstraf.” De medegevangenen zijn vooral kwaad omdat de telg uit de Suharto-clan een eigen, goed geoutilleerde cel toegewezen heeft gekregen.

Tijdens het bewind van zijn vader, dat 32 jaar duurde en in 1998 ten einde kwam, stond Tommy boven de wet. Hij bouwde een internationaal zakenimperium op ter waarde van 800 miljoen dollar. Dankzij zijn vader kreeg hij controle over de lucratieve handel in kruidnagel, een cruciaal ingrediënt van de in Indonesië zeer populaire kreteksigaretten. Ook voerde hij auto’s in en bezat hij luchtvaartmaatschappijen en hotels.