„Praat tijdens afwas over donorschap”
WOERDEN - Het gezondheidsinstituut NIGZ vindt dat meer mensen met hun naaste familie moeten praten over de vraag of ze orgaandonor willen zijn na hun overlijden. Daarom voert het NIGZ de komende dagen een campagne. Volgens de Zeeuwse christenarts dr. Bram Tanis een goede zaak.
Acht van de tien Nederlanders vinden het belangrijk om na te denken over de vraag of ze wel of niet orgaandonor willen worden, maar ze praten er niet over met hun naaste familie. Dat blijkt uit onderzoek van het NIGZ onder 645 mensen tussen de 25 en de 55 jaar.Volgens het NIGZ zijn er genoeg momenten om over donorschap te praten: tijdens de afwas, een strandwandeling of in de auto. Als mensen er tijdens hun leven niet over praten, krijgen na hun overlijden de nabestaanden met de donorvraag te maken. Dezen gaan dan vaak niet akkoord met donatie, omdat ze niet weten wat de keuze van de overledene is.
Bijna de helft (49 procent) van de Nederlanders weet of zijn keuze of haar naaste familie zijn heeft opgegeven aan het donorregister. Vier procent van deze groep weet niet of de keuze positief of negatief is. Bijna 40 procent zegt zeker te weten dat zijn of haar naaste familie donor wil zijn, en 18 procent weet zeker dat zijn of haar naaste familie het niet wil. Slechts de helft van deze mensen baseert die kennis ook echt op een gesprek, aldus het onderzoek.
Aan 98 mensen werd gevraagd waarom ze zich niet wilden laten registreren. Redenen om het niet te doen, zijn onder meer de vrees dat nabestaanden dan niets meer te zeggen hebben. Ook de angst niet meer van mening te kunnen veranderen, speelt een rol. Drieëntwintig mensen gaven aan te vrezen dat artsen minder hun best voor hen zullen doen wanneer zij weten dat de patiënt als donor geregistreerd is.
Dr. Bram Tanis, maag-darm-leverarts in Ziekenhuis Walcheren in Vlissingen, steunt de campagne. „Het is goed dat mensen praten over het donorschap, om te voorkomen dat na hun overlijden de familie in verlegenheid wordt gebracht.” Of meer mensen na een gesprek zullen besluiten donor te worden, weet Tanis niet. „Dat is natuurlijk wel het doel van de campagne. De praktijk leert dat nabestaanden vaak een negatieve beslissing nemen als ze de keuze van de overledene niet weten.”
Dat Tanis de campagne steunt, betekent niet dat hij vindt dat iedere Nederlander donor moet worden. „Ik ben er persoonlijk voorstander van, maar wil dit niemand opleggen. Voor mezelf zie ik orgaandonatie als een vorm van naastenliefde.”
De angst dat een arts minder goed voor een patiënt zal zorgen als hij weet dat deze donor is, is volgens Tanis ongegrond. „Ik begrijp de angst, maar ik heb geen enkele aanwijzing dat die terecht is. Ik heb nog nooit gehoord dat een arts zei: Ik stop nu met behandelen, want dan heb ik een goede donor. Zoiets kan ook niet, want er zijn procedures die moeten voorkomen dat een arts met twee petten op werkt. Zo is er controle door een tweede arts als een patiënt hersendood wordt verklaard. Ook wordt zorgvuldig bekeken wie de organen komt halen. De genoemde angst kan ik echt op basis van mijn eigen ervaringen ontkrachten”, aldus Tanis.