VS: Guerrilla is nodig voor strijd tegen drugs
Haast geruisloos en zonder voorafgaand debat ging het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in Washington eerder deze week akkoord met een door president George W. Bush voorgestelde wijziging van de condities verbonden aan de militaire hulp die de Verenigde Staten verstrekken aan Colombia.
Anderhalf jaar geleden besloot de Amerikaanse regering 3 miljard dollar te reserveren voor de modernisering van het Colombiaanse leger, om het begunstigde land zodoende in staat te stellen op meer trefzekere manier de strijd aan te binden met de drugskartels.
Het Huis van Afgevaardigden schrapte de beperking die het Colombia verbood de nieuwe wapensystemen te gebruiken in de strijd tegen de twee marxistische guerrillabewegingen van het land. Maar de nu aangepaste leveringsvoorwaarden stellen dat de militaire middelen zijn bedoeld voor het voeren van „een gecoördineerde campagne tegen zowel de handel in verdovende middelen als de terreurorganisaties die ervan profiteren.”
De politici in Washington erkennen hiermee dat het in de praktijk onmogelijk is drugshandel aan te pakken zonder ook het vizier te richten op de guerrilla. Sinds het begin van de jaren negentig bekostigen de revolutionairen hun strijd voor een belangrijk deel met de opbrengsten van allerlei smokkelactiviteiten.
De Colombiaanse regering heeft met de verandering nu de mogelijkheid gekregen om het al langer bestaande, maar weinig effectieve offensief tegen de Revolutionaire Strijdkrachten (FARC) en het kleinere Nationale Bevrijdingsleger (ELN) op te voeren. Een dergelijke escalatie van de gevechtshandelingen is bovendien ook politiek wenselijk. Een groeiend aantal Colombianen is het guerrillageweld meer dan zat en eist een harder optreden van de regering.
De guerrilla’s van Colombia gedragen zich steeds vaker als ordinaire criminelen en lijken niet langer strijd te voeren omwille van sociale gerechtigheid en andere lovenswaardige idealen. Het ingrijpend veranderde karakter van het al bijna veertig jaar lang slepende conflict mag blijken uit enkele tragische, maar op zich geenszins uitzonderlijke incidenten van de afgelopen dagen.
Nabij het junglestadje Cundinamarca dwongen enkele strijders van de FARC maandagavond een ambulance tot stoppen waarin een zwaargewonde vrouw lag die in het gezelschap van haar twee kinderen op weg was naar een ziekenhuis. Rubiela Arevalo was eerder die avond getroffen door een verdwaalde kogel terwijl zij bij een politiepost stond juist op het moment dat deze het doelwit was van een FARC-operatie.
De guerrilla’s die de wegblokkade bemanden commandeerden de inzittenden van de ambulance om het voertuig te verlaten. Hierop klauterden zij naar binnen en schoten even later de op een brancard gelegen vrouw dood. Rubiela Arevalo had van politiek amper verstand en was evenmin bemiddeld of anderszins opmerkelijk. Zij verkocht zelfgebakken zoetigheden aan de automobilisten die de inspectiepost van de politie van Cundinamarca passeerden.
Daags na dit tragische voorval liet de guerrilla opnieuw van zich horen met de ontvoering van het driejarige dochtertje van de burgemeester van Colón in de Zuid-Colombiaanse provincie Putumayo. De FARC-eenheid die het meisje vasthoudt, eist het onmiddellijke aftreden van haar vader. Voor de goede orde ontvoerden de rebellen tevens de huishoudelijke hulp van de burgemeester, zodat zij voor het kind kan zorgen.
Aan het begin van de maand had de FARC-leiding alle burgemeesters van Colombia gevraagd hun functie neer te leggen, op straffe van executie. Ongeveer 120 burgemeesters gaven aan de oproep gehoor. Ook burgemeester Libardo Rodríguez van Colón legde vorige week maandag zijn ambt neer, maar dat weerhield de guerrilla’s er niet van om twee dagen later toch zijn dochter te ontvoeren. De ontredderde vader is ten einde raad en weet niet wat nog te doen om de rebellen ertoe te brengen het meisje terug te geven.
„Er moet een vergissing in het spel zijn. Dat kan haast niet anders. Maar ik vrees dat de plaatselijke FARC-commandant te hoogmoedig is om dit ook toe te geven en mijn dochtertje terug te geven”, zo vreest de ex-burgemeester.
Een soortgelijke tragedie trof de burgemeester van de voormalige guerrillavrijhaven San Vicente del Caguán, wiens echtgenote ten prooi viel aan een FARC-moordenaar. Burgemeester Néstor Ramírez had twee dagen voor de aanslag zijn functie reeds neergelegd. Uit angst voor de guerrilla’s woonde geen enkel gezins- of familielid de teraardebestelling van mevrouw Ramírez bij.
Het is dit soort zinloze geweldplegingen dat de guerrillabewegingen van Colombia gemaakt heeft tot de plaag van de samenleving. Eerder deze week trotseerden tienduizenden mensen in verschillende van Colombia’s grote steden hun angst om de straat op te trekken voor betogingen tegen het revolutionaire geweld. De demonstranten willen een voorbeeld van moed geven aan de burgemeesters die aftreden overwegen. In de hoofdstad Bogotá was dat niet nodig. Burgemeester Antanas Mockus liep bij de betoging voorop, samen met minister Armando Estrada van Binnenlandse Zaken. „Ik wil tegen hen die ons bedreigen hardop nee zeggen. Nee, we gaan niet weg. Nee, we laten ons niet langer intimideren”, aldus burgemeester Mockus.
Het is goed mogelijk dat de guerrillabewegingen van Colombia zich thans op het hoogtepunt van hun macht bevinden. De massabetogingen tonen aan dat er onder de bevolking eindelijk stevig verzet groeit tegen de willekeur van het politieke geweld. Over twee weken treedt bovendien een nieuwe president aan, die de kiezers van het land paaide met de belofte geen half werk te zullen maken van de strijd tegen de guerrilla’s.
Alvaro Uribe wil slagen daar waar tien van zijn voorgangers faalden: hij belooft de twee guerrillabewegingen te verslaan op het slagveld. Aan onderhandelingen hecht de aanstaande president geen waarde. „De regering zal niet meer praten met criminelen. De guerrilla is niet langer een politiek probleem maar een vorm van georganiseerde misdaad”, aldus Uribe.