„Verslavingszorg moet anders"
NIJMEGEN (ANP) – Therapeuten moeten de behandeling van drugs– en alcoholverslaafden ingrijpend anders gaan aanpakken. Uitgangspunt moet zijn dat de verslaafden lijden aan een chronische hersenziekte en dat daar wellicht iets aan te doen is met medicatie, ondersteuning en acceptatie van de ziekte. Therapeuten moeten verslaafden in elk geval niet meer beschouwen als tamelijk hopeloze gevallen.
Dat zegt bijzonder hoogleraar verslaving en verslavingszorg Cor de Jong volgende week in zijn intreerede aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. De Jong maakt zich grote zorgen over de snel groeiende groep alcoholverslaafden. „Opiaatverslaving is redelijk onder controle, maar van de 350.000 zware alcoholverslaafden laat maar 10 procent zich behandelen", aldus de hoogleraar.De Jong werkt al een jaar als hoogleraar in Nijmegen. Daarnaast is hij eerste geneeskundige van Novadic–Kentron, een verslavingskliniek in Zuid–Nederland, en directeur van het Nijmegen Institute voor Scientists–Practitioners (NISPA). Het NISPA is opgericht door diverse instellingen voor verslavingszorg en heeft als doel wetenschappelijke kennis toepasbaar te maken in de praktijk.
De Radboud Universiteit gaat volgend jaar vanuit het NISPA beginnen met een opleiding verslavingskunde voor artsen, psychologen en psychiaters die in de verslavingszorg werken. De opleiding duurt twee jaar en moet de academici op een nieuwe manier leren werken met chronisch verslaafde mensen.
De Jong stelt dat therapeuten en patiënten elkaar in het verleden telkens bevestigden in hun houding. Omdat de therapeut de verslaafde als nauwelijks te genezen beschouwde, liet de patiënt ook een veel moedelozer gedrag zien dan andere chronisch zieken. Bovendien weigeren veel verslaafden zichzelf als chronisch ziek te zien. „Een nieuwe rolverdeling tussen behandelaar en verslaafde kan de toestand van de patiënt veel aanvaardbaarder maken. Er is wel degelijk perspectief voor een zwaar verslaafde", meent De Jong.