Volgens het OM heeft B. het slachtoffer in december 2003 in de val gelokt. Klein Overmeen dacht dat hij een date met een vrouw had, via het datingbureau waarvoor B. zou hebben bemiddeld. B. heeft het slachtoffer die avond echter volgens de aanklaagster met een schop tegen zijn hoofd en ribben geslagen en daarna levend begraven. Het graf waarin het slachtoffer is gestikt, is pas in maart 2004 ontdekt. Naar de mogelijke motieven voor deze daad kon het OM alleen maar gissen.De aanklaagster, advocaat–generaal R. Langeler, stelde dat een andere straf dan levenslang niet op zijn plaats is. B. zat in de tbs–kliniek vanwege de moord op zijn 15–jarige nichtje. Hij ontkende destijds. Ook het motief bleef in nevelen gehuld. Na vier jaar behandeling had B. echter kennelijk nog geen vooruitgang geboekt. De verdachte ontkent ook de moord op de medebewoner, maar volgens de aanklaagster liggen er tegen hem verschillende bewijzen.

Volgens de advocaten van B., E. van der Meer en W. Anker, is er ondanks uitgebreide technische onderzoeken geen keihard bewijs dat hun cliënt in verband met de moord brengt. Ook de gehoorde getuigen hebben volgens de raadslieden geen directe betrokkenheid van B. bij de dood van Klein Overmeen aangetoond. Van der Meer wees het hof op een andere bewoner van de Pompekliniek, die destijds ook kort als verdachte in beeld is geweest. Voor hun cliënt eisten ze vrijspraak.

B. greep zijn laatste woord aan om te weerspreken dat hij onverminderd gevaarlijk zou zijn voor de samenleving. „Hoe kan dat nou, met alle vrijheden en onbegeleide verloven die ik al na drie jaar in de tbs–kliniek heb verworven", zei hij.

Het gerechtshof doet uitspraak op 18 september.