„Menem wiste Iraanse sporen uit”
Iran is verantwoordelijk voor de aanslag in 1994 op het Joodse Centrum in Buenos Aires, waarbij 85 mensen werden gedood. Teheran betaalde toenmalig Argentijns president Carlos Menem vervolgens 10 miljoen dollar, in ruil voor zijn hulp om de Iraanse sporen die naar de aanslag leidden uit te wissen.
Dit is in kort bestek het verhaal van Abdolghassem Mesbahi, een voormalig medewerker van de Iraanse geheime dienst die naar het Westen overliep. Zijn verhaal staat in een document van honderd pagina’s dat is samengesteld door een aantal van zijn Argentijnse collega’s die sinds 1994 hebben geprobeerd de daders van de aanslag te achterhalen.
Nu dat na acht jaar nog niet is gelukt, hebben zij het document in handen gespeeld van The New York Times, die het relaas maandag in beknopte vorm publiceerde. Officiële Amerikaanse reacties op het verhaal waren vaag. Een Witte-Huiswoordvoerster zei dat de regering „geen concrete bewijzen” heeft voor een direct verband tussen Iran en de aanslag in 1994.
Maar een terreurspecialist van de CIA wijst erop dat de aanslag in 1994 technisch erg veel leek op de aanslag op de Israëlische ambassade in Buenos Aires twee jaar daarvoor. „Zowel bij de ambassade als bij het Joodse Centrum waren ten tijde van de aanslag verbouwingen aan de gang. In beide gevallen verdwenen agenten die de gebouwen geacht werden te bewaken op mysterieuze wijze kort voor de aanslag. Kort daarop volgde de aanslag door middel van een bomauto. Bij de aanslag op de ambassade in 1992, waarbij 28 mensen omkwamen, waren duidelijke aanwijzingen in de richting van de terreurorganisatie Hezbollah, die haar orders uit Teheran krijgt”, aldus de CIA-specialist.
Aanvankelijk werd Iran door Buenos Aires als de schuldige aangewezen, maar kort daarop werden de verklaringen daarover vager en vager. Na de eerste aanslag gebeurde er weinig. Na de tweede aanslag gaf Menem rechter Juan José Galeano opdracht het onderzoek te leiden. „Wat er daarna werd vertoond aan onkunde, aan het niet onderzoeken van sporen, aan het omkopen van getuigen, aan het verdwijnen van documenten en bewijsmateriaal is onvoorstelbaar”, aldus Sergio Widder, vertegenwoordiger in Latijns-Amerika van het Simon Wiesenthal Centrum in Los Angeles (Californië).
Zijn relaas wordt bevestigd door voormalig Argentijns plaatsvervangend minister van Binnenlandse Zaken Garré. „Politiedocumenten werden veranderd, er werd geknoeid in elektronische adressenbestanden, 66 banden met getuigenverklaringen verdwenen en 300 belangrijke dossiers werden taboe verklaard en alleen toegankelijk voor Galeano”, aldus Garré.
Teheran zocht al samenwerking met Menem voordat deze president was. De voormalige president, die overigens volgend jaar opnieuw een gooi wil doen naar het presidentschap, is van islamitische afkomst. Hij heeft bovendien nauwe banden met de kleine maar invloedrijke Syrisch-Libanese gemeenschap in Argentinië. De Iraniërs gingen ervan uit dat Menem hun anti-Joodse gevoelens zou delen.
Het verbaast niemand dat Menem de beschuldiging fervent afwijst. Hij noemde Mesbahi gisteren een „leugenaar” en dreigt hem, evenals The New York Times, wegens laster aan te klagen. Het is niet duidelijk waar Mesbahi momenteel verblijft, maar het staat wel vast dat hij onder Duitse bescherming leeft.
Volgens de Duitse inlichtingendienst heeft hij Europa de laatste jaren „waardevolle en betrouwbare informatie” verschaft over diverse manoeuvres van Teheran. In de Iraanse hoofdstad deed woordvoerder Hamid Reza Asefi van het ministerie van Buitenlandse Zaken het verhaal van de New York Times af als „Argentijnse laster, geïnspireerd door zionistische propaganda.”